"Het Zeelandgevoel" (7) Zeeland Indien voordat ik besloten had mijne reis naar Holland te doen, de eene of andere professor in de geographie mij had staande gehouden aan den hoek eener straat en mij plotseling gevraagd had: "waar ligt Zeeland", zou ik het antwoord zijn schuldig gebleven, en ik geloof mij niet te bedriegen, wanneer ik vooronderstel, dat een groot deel mijner medeburgers, aan wien dezelfde vraag werd gedaan, ook niet zoo dadelijk zouden geweten hebben wat te zeggen. Voor de Hollanders zeiven heeft Zeeland iets geheimzinnigs. Slechts zeer weinigen zijn er geweest en die weinigen hebben het doorgaans nog slechts van boord van een vaartuig gezien; daarom wordt er zelden van gesproken en doorgaans als van een afgelegen gewest. Uit de eerste woorden die ik hoorde spreken door de reizigers die met mij aan boord der stoomboot gingen, - nagenoeg allen Belgen en Hollanders - bemerkte ik dat zij allen die provincie voor de eerste maal zouden zien. Allen waren dus even nieuwsgierig, en de boot was nog niet van wal gestoken, of wij hadden reeds een gesprek aangevangen waarin wij elkanders nieuwsgierigheid scherpten door vragen waarop niemand wist te antwoorden. Toen met het krieken van den dag de boot vertrokken was, genoten wij eene wijl het gezicht van den toren der kathedraal van Antwerpen, gemaakt van Mechelsche kant, zooals Napoleon I zeide, die er op verliefd was; en nadat wij vervolgens het fort Lillo en het dorp Doel hadden aangedaan, scheidden wij van België en kwamen in Zeeland. Op het oogenblik dat men voor de eerste maal de grens van een land overgaat, ziet men, ofschoon wel wetende dat hettooneel niet ploteseling verandert, doorgaans nieuwsgierig om zich heen, alsof men verwachtte heel wat nieuws te zullen zien. Werkelijk gingen allen leunen tegen de verschansing van het schip als om het oog te hebben op de onverwachte verschijning van Zeeland. Gedurende een lange wijl werd de nieuwsgierigheid te leur gesteld. Men zag niets dan de vlakke en groene boorden van de Schelde, breed als een arm der zee, en als bestrooid met zandbanken, waarop, onder het uiten van lichte kreten, zwermen van meeuwen nederstreken, en de volkomen heldere hemel had niets van een hemel van Holland. Wij voeren daar tusschen het eiland Zuid-Beveland en die streek lands die den linkeroever der Schelde vormt, Staatsvlaanderen of Zeeuwsch Vlaanderen geheeten. De geschiedenis van deze strook lands is merkwaardig genoeg. Voor den vreemdeling die den Hollandschen bodem betreedt, is zij als het ware de eerste bladzijde van het groote heldendicht, getiteld: "de strijd met de zee". In de middeleeuwen was zij slechts een groote zeeboezem met weinige eilandjes. Omstreeks den aanvang der 16de eeuw bestond die zeeboezem niet meer; vierhonderd jaren van langzamen arbeid hadden hem doen veranderen in eene vruchtbare vlakte, beveiligd door dijken, doorsneden door kanalen en bezaaid met dorpen, en die den naam van Zeeuwsch Vlaanderen droeg. Toen de onafhankelijkheidskrijg uit brak, staken de bewoners van Zeeuwsch Vlaanderen de dijken door, liever dan de Spaansche legers in hun land toe te laten, en de inbrekende zee, in éénen dag het werk van vier eeuwen vernietigende, herschiep het weder tot den middeleeuwschen zeeboezem. Toen de onafhankelijksheid krijg geëindigd was, werd het werk der droogmaking hervat. Na driehonderd jaren begroette Zeeuwsch Vlaanderen de zon weder, en werd het, als eene uit den doode herrezene dochter, aan het vasteland teruggegeven, Zoo verrijzen, verdwijnen en herrijzen in Holland de landen, evenals de rijken in de Arabische vertellingen, op de aan raking eener tooverroede. Zeeuwsch Vlaanderen, van Belgisch Vlaanderen gescheiden door een dubbelen, poli- tieken en godsdienstigen slagboom, en van Holland afgezonderd door de Schelde, bewaart ongeschonden de zeden, de geloofsovertuigingen, den stempel der 16de eeuw. De overleve ringen van den krijg met Spanje leven er nog voort en worden er besproken als betroffen zij de gebeurtenissen van den dag. Het land is vruchtbaar, de bewoners genieten een buitengewonen voorspoed, hebben strenge zeden, bezitten scholen en drukkerijen, en leven aldus in vrede in hun brokstuk van een gisteren herboren vaderland, tot op den dag waarop misschien deze het terugeischt om het voor de derde maal te overdekken. Een Belg, mijn reisgenoot, die mij deze feiten mede deelde, deed mij tevens terecht opmerken, dat de bewoners van Zeeuwsch Vlaanderen toen zij hun land onder water zetten, ofschoon reeds in verzet tegen de Spaansche dwingelandij, nog katholieke waren, en dat zich bij gevolg in dit gewest het zonderling geval had voorgedaan, dat het als katholiek onder de wateren bedolven werd en als protestantsch weder boven kwam. In plaats van de Schelde verder af - en het eiland Zuid-Beveland om te stoomen, voer tot mijne groote verba zing, de boot, toen zij op een zeker punt gekomen was, het eiland binnen, zich verbergende in een smal kanaal, dat het van het eene tot het andere einde doorsnijdt, of liever het in tweeën splitst, en alzoo de twee armen der rivier, die te zamen het eiland vormen, met elkander verbindt. Dit was het eerste Hollandschen kanaal dat ik bevoer, en gaf mij een nieuwen indruk. Het kanaal is omzoomd door twee hooge dijken, die het veld aan den blik onttrekken. De boot zette dus haren tocht als steelswijze voort, als hadden zij dezen dwarsweg geno men om den een of ander onverwachts op het lijf te vallen; en daar er geen enkele schuit in het kanaal en geen levende ziel op de dijken was, gaven de eenzaamheid en de stilte aan deze heimelijke vaart nog meer het voor komen eener hinderlaag van zeeroovers. Na het kanaal te zijn doorgevaren, kwamen wij in den oostelijken arm der Schelde. Wij waren thans in het hart van Zeeland. Ter rechter hadden wij het eiland Tholen, ter linker het eiland Noord-Beveland, van achteren het eiland Zuid-Beveland en voor ons het eiland Schouwen. Uitgenomen Walcheren zagen wij al de voor naamste eilanden van den geheim- zinnigen archipel. Deze geheimzinnigheid bestaat daarin dat men deze eilanden niet ziet, maar slechts raadt ter rechter en linker van den breeden stroom, voor en achter het schip ziet men niets dan de 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 9