Grepen uit de geschiedenis van de schilderkunst in Zeeland (I) die hier de liefelijke Botticelli voor spelt. Voor het poëtisch element van de Italiaanse Renaissance is Mabuse doof en blind gebleken. Wel heeft hem een herinnering aan Italiaanse ideaalgestalten voor ogen gestaan: Een lichaam van sijn voet tot in sijn borst volbouwt met lodderlycke pracht van welgemeete leden 't welck wyckt uit voeghens lood met swieren nocht met treeden en met een eedle geur syn zoete zeeden sout. uit een sonnet van Petrarca, vertaling P.C. Hooft maar het "volbouwen" werd een kundig construeren, de leden zijn wél gemeten de - met passer en maatstok - en "eedle geur", bouquet van het warme leven ontbreekt aan Gossaerts kille statuen. Zie hoe zijn Danae neergezeten - neergezet - is in een ronde nis, "een hen broedend in een kooi", als Friedlander ironisch opmerkt. Onze waardering schommelt tussen glansstuk en a horrible masterpiece. Hier heerst het geometrisch brein als koning, de passer is zijn scepter, cylinder en bol vormen de voornaamste artikelen der grondwet. In zijn behoefte aan wetenschappelijke gefundeerdheid, zijn zin voor het wetmatige: proportie leer en lineaire perspectief toont Mabuse zich weer een kind der Renaissance. De kunstminnende Abt der Middel burgse Abdij, Maximiliaan van Bourgondië, een neef van Gossaerts beschermheer, droeg de schilder het maken van een altaarstuk op, een drieluik bestemd voor het hoogaltaar in de Koorkerk. Deze tryptiek, die ver over de grenzen van Zeeland beroemd is geworden, overleefde de Beelden storm van 1566, maar ging twee jaar later door een blikseminslag verloren. Een legendarische vermaardheid behield het stuk nog lang na zijn ondergang: "die schoone Tafel van Schilderijen die opten hooghen Outaer van der Abdyen voornoemt staet by Jan van der Maubeuze, vermaerdt Schilder en de Konstenaer datter alsulcke gheen en is in alle die Christenheyt", schreef Reygersbergen in zijn Chronyck van Zeelandt13. Mabuse zou er vijftien jaar aan gewerkt hebben, een Pools gezant de waarde op 80.000 dukaten hebben geschat'4. Karei van Mander weidt er over uit in zijn Schilderboeck15: "het besonderste en vermaertste stuck van hem ghedaen is gheweest de Hoog Altaer-tafel te Middelburgh, een seer groot stuck met dobbel deurè die men in 't open doé om de grootheyt met schragè most onderstelle Dese Tafel was een Afdoeninghe van den Cruyse daer grooten Tijt, en uytnemende Const in ghebruyckt is gheweest en is met de selve Kerck door 't Hemelvuyr oft blixem te nieten ghegaen en verbrandt die der Consten halven groot jammer en verlies is". Noten 1. J.G. Hoogewerff, De Noord-Nederlandsche Schilderkunst, IV, Den Haag 1941-1942, Hoofdstuk VII, p. 454 vgg. 2. Max J. Friedlander, Die altniederlandische Malerei, Berlijn 1934-1937, Dl. VIII. 3. Friedlander, op. cit. Dl. XI. 3a. De kunstenaars-lexica geven uiteraard door hun alfabetisch systeem, geen doorlopend verhaal van de gewestelijke kunst, maar her en der verspreide partikels te midden van vele andere. Bovendien zijn die fragmenten wat de kunst in Zeeland betreft gering in omvang en getal. 4. Zie Catalogus tentoonstelling Masters of Middelburg, Amsterdam, Kunsthandel K. en V. Waterman 1984 (met bibliografie). 5. Laurens J. Bol, Adriaen Coorte, Assen/Amsterdam 1977. 6. A.J. van Dissel, Natuurlijk en fiksch gepenseeld; het werk van de Middelburgse decoratieve schilder Jacobus Vonk, in Leids kunsthistorisch Jaarboek, IV, 1985. Delft 1985, pp. 297-313. Van dezelfde auteur verschenen ook: Kleine Kade 47, een 18de eeuws herenhuis te Goes (licenciaatsverhandeling), Gent 1976 en de Middelburgse Teken academie voorbeeld en resultaat, dl I Zeeuwse Katernen, Middelburg 1988. Nog te noemen zouden zijn de "gelegenheids-auteurs" in de Catalogus Masters of Middelburg (zie hierboven noot 4) en die in de Catalogus van de Gossaert-expositie in Rotterdam/Brugge (zie noot 7). 7. Literatuur: Max J. Friedlander, op. cit. (noot 2); Jan Gossaert, dit Mabuse, sa vie et son oeuvre, Lille 1903; Achille Gérard, Jean Gossaert, dit Mabuse, Bruxelles-Paris 1923; J.G. van Gelder, Jan Gossaert in Rome 1508-1509, in Oud-Holland 1942, pp. 1 -11; Catalogus Tentoonstelling Jan Gossaert genaamd Mabuse, Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen Brugge, Groeningemuseum 1965. 8. S. Muller F. zn., De geboorteplaats van Mabuse, Oud Holland XXXIV, p. 149. 9. Zie genoemd artikel van J.G. van Gelder. 10. Zie P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de 16e en de eerste helft der 17e eeuw, Amsterdam 1943, p. 30 en de daar genoemde literatuur. 11. Over het Maniërisme zie C.M.A.H. Lindeman, Joachim Anthonisz. Wittewael, Utrecht 1929, pp. 168-247; Andrée de Bosque, Mythologie en Manierisme in de Nederlanden 1990, pp. 52-54; 270; 291 12 J. Huizinga, Erasmus, 3de druk, Haarlem 1936, p. 124. 13. Johan Reygersbergen, Chronyck van Zeelandt, verbetert ende vermeerdert door Z. Boxhorn, II, Middelburg 1644, p. 445. 14. Zie A. Pinchart, Archives des Arts, Sciences et Lettres, Gand 1881Tome I, pp. 180-183. 15. Carel van Mander, Schilderbroeck, Haarlem 1604, fol. 225 b. 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 12