De geschiedenis van 750 jaar Vier Ambachten in vogelvlucht
Weer andere kloosterinstellingen
vestigden zich zelf in het gebied van
de Vier Ambachten. Een voorbeeld
daarvan is het vrouwenklooster
Terhaghen bij Axel, dat daar in de
buurt vele honderden gemeten grond
exploiteerde. Een ander voorbeeld is
het wat bescheidener klooster van
Assenede en de abdij van Doornzele.
Naast de vele kloosters waren er
ook nog een zeker aantal hospitalen
en kapellen en andere religieuze
diensten met grondbezit, dat vrijwel in
alle gevallen in pacht werd uitgegeven.
Een bijzondere plaats nemen de
kapittels in. Een voorbeeld daarvan is
het Kapittel van Kortrijk en dat van
Doornik. Zij bezaten naast land ook vrij
omvangrijke tiendrechten in de Vier
Ambachten, met name in Hulster
ambacht en het Land van Saeftinghe.
De St.-Baafs- en St.-Pietersabdij
bezaten eveneens tienden in de
ambachten van Boekhoute en
Assenede.
Al deze instellingen hadden dus
een grote economische macht in de
Vier Ambachten, waarvan grondbezit
en de exploitatie daarvan de basis
vormde. Het zou onjuist zijn te menen,
dat het rijke landbouwgebied door hen
langzaam werd leeggezogen. In tegen
deel, vele instellingen droegen grote
verantwoordelijkheid voor het onder
houd van de dijken en de binnenwater-
werken in het gebied. Zij waren het
immers, die de voorwaarden hadden
geschapen waaronder het landschap
tot stand was gekomen en verder
blijvend in cultuur kon worden gebracht,
waardoor vele mensen een middel van
bestaan kregen.
Wat geldt voor de zojuist beschreven
instellingen, geldt in grote trekken ook
voor de particuliere grondbezitters en
voor de vorst. We kunnen bij gebrek
aan bronnen geen duidelijk inzicht
krijgen in de activiteiten van de eerst-
genoemden. De vorst daarentegen
speelde in meer dan één opzicht een
belangrijke rol.
Hij was niet alleen bezitter van
uitgestrekte gebieden langs de
Hontekust, maar bezat ook vrij
omvangrijke moergebieden in het
zuiden van de Vier Ambachten. Maar
hij was hier niet de enige bezitter, ook
vele kloosters en particulieren hadden
er moeren.
Daarmee komen bij het tweede
hoofdmiddel van bestaan; de moer-
exploitatie. We hebben het hier met
opzet over moerexploitatie, omdat het
veen hier voor tweeërlei doeleinden
gebruikt werd.
In de eerste plaats werden grote
gebieden ontveend voorde zoutwinning.
Het daarbij gevolgde procédé was het
volgende. Het uitgehaalde veen werd
eerst gedroogd. Na droging werd het in
grote hoeveelheden verbrand en de as
met zeewater in de zogenaamde zout-
pannen gekookt. Tijdens dit koken
verdampte het water en sloeg het zout
in de zoutpannen neer. We noemen
deze vorm van zoutwinning ook wel
selnering (Ie sel het zout) Tot hoe
lang men op deze wijze zout heeft
gewonnen is niet meer precies na te
gaan. Wel is duidelijk, dat het inlandse
zout door vreemd zout werd ver
drongen. Dit was evenwel een
geleidelijk proces, dat naar alle
waarschijnlijkheid al in veertiende
eeuw begonnen is, maar pas in de
loop van de vijftiende eeuw zijn
definitief beslag kreeg.
In de tweede plaats werden er uit
de moeren scheepsladingen vol turf
gedolven, die als brandstof diende.
De turf werd via een ingewikkeld net
van vaarten, leden en kanaaltjes naar
de stedelijke centra afgevoerd.
Een gedeelte van het gedolven turf
diende tot brandstof voor de selnering.
In de loop van de vijftiende en
zeker in de zestiende eeuw was het
overgrote deel van de moeren al
ontveend. Wat dan overbleef waren de
woeste gronden, die slechts met veel
zorg in cultuur konden worden gebracht.
Een mooi voorbeeld van zo'n ontveend
gebied is het moercomplex van de
abdij Marquette bij Wachtebeke.
De woeste gronden werden in de
Middeleeuwen vaak aangeduid als:
wastine, of woestine. De pacht-
opbrengst van de woestinen was
uiteraard heel wat minder dan die der
kleigronden in de polders.
In de steden, zoals Axel, Hulst en
Hughersluus floreerde de ambachtelijke
nijverheid. Daartoe behoorde zowel te
Axel als te Hulst de lakennijverheid.
De lakennijverheid daarentegen werd
sterk overschaduwd door de selnering.
Het stedelijk patriciaat van Axel en
Hulst bezat in de buurt van de stad een
aantal zoutketen met zoutpannen,
waarin zout werd geraffineerd. Zoals
gezegd waren beide stadjes ook
verbonden met open zee, zodat de
zouthandelaren gemakkelijk Zeeland
en de Vlaamse zeekust konden berei
ken, waar nog diverse andere zout-
centra lagen.
In de steden woonden verder nog
een aantal grondbezitters, die als een
soort rentenier van de opbrengst van
hun grondbezit, dat buiten de stad lag
leefde. Enkele van deze particuliere
grondbezitters exploiteerden ook een
of meerdere molens, zoals te Axel,
Assenede en Hulst.
Terwijl het veen als een natuurlijke
'delfstof in het gebied voorkwam was
er nog een andere. Dit was de klei, die
op verschillende plaatsen als grondstof
voor de steenbakkerij diende.
De mededelingen van de tijdgenoot
hierover zijn zeer spaarzaam, maar het
lijdt geen twijfel dat steenbakkerijen op
meerdere plaatsen voorkwamen. We
betwijfelen echter wel dat dit bedrijf
heeft geleid tot een levendige handel of
zelfs tot export.
Na de scheiding van de Vier
Ambachten valt het gebied praktisch
geheel terug op zijn agrarische basis.
Uitzondering vormt in dit opzicht de
bloeiende visserij te Boekhoute, die
zich later naar Philippine verplaatst
heeft.
In de loop van de negentiende
eeuw onstaan weer wat commerciële
activiteiten, die zich met name langs
het Kanaal van Terneuzen naar Gent
concentreerden. Ook langs de
Nederlands-Belgische grens ontwikkeld
zich een textielnijverheid, die zijn
bestaan kan rekken tot in de eerste
helft van de twintigste eeuw. Basis
hiervan vormde de vlasteelt in de
zeepolders.
De verdere ontplooiing van het gebied
in de laatste honderd jaar spreekt tot
de verbeelding. De Kanaalzone is
inmiddels uitgegroeid tot een gebied
met een bruisende activiteit op
voornamelijk industrieel gebied zowel
op Nederlands als op Belgisch gebied.
Hoewel de gebieden aan weers
zijden van het kanaal hun agrarisch
karakter goeddeels konden bewaren,
vonden ook hier opmerkelijke verande
ringen plaats. Het Braakmangebied en
het gebied ten zuidoosten van
Wachtebeke richtten zich op het
toerisme. Dit deed ook Hulst met zijn
oude omwalde stadscentrum. Verder
ontwikkelden zich te Hulst en elders
grotere en kleinere dienstverlenende
bedrijven en bedrijfjes.
De snelle ontwikkelingen van de
laatste 150 jaar hebben het gebied van
62