Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (II) Portretten van Philips of Adolf van Bourgondië door Gossaert zijn niet (meer) bekend. Een beeltenis in halt- figuur, Floris van Egmond, graaf van Buren en Leerdam voorstellende (Mauritshuis) werd vroeger ten onrechte beschouwd als een beeltenis van Philips van Bourgondië. "Den vermaerdè Albert DCirer, t' Antwerpè wesende" getuigt Van Mander, schrijvend over Mabuses beroemde altaarstuk in Middelburgs Abdij, "quam dit stuck met groot verwondere sien niet sonder grooté loff daerva uyt te spreke"20. De schilder zelve trof Dürer niet aan: die was, zoals we zagen, zijn heer gevolgd naar Utrecht. Het is de vraag of deze tijd genoten-kunstenaars elkaar geheel hadden verstaan. Dürer was in zover veel meer een kind der Renaissance dat hij een grage interesse had voor gans de kosmos tot in zijn nederigste partikels. Dürer was niet als Gossaert een hofschilder, maar een conterfeiter van vele rangen en beroepen. In Augsburg tekende hij de keizer, Maximiliaan, in Arnemuiden de waard die hem herbergt. Over zijn reis door de Nederlanden schrijft Dürer in een reisdagboek (1520-1521 )21. In een artikel dat ik speciaal voor het Zeeuws Tijdschrift schrijf mag een uitweiding over zijn verblijf in Zeeland wel een plaats vinden. In de Zuidelijke Neder landen hoort Dürer over een grote walvis, "wel meer dan honderd vademen lang", die bij Zierikzee was aangespoeld. De schilder, met zijn veelzijdige belangstelling, besluit daarheen te reizen om het zeemonster te zien. Op zaterdag 8 december 1520 kwam hij met zijn gezelschap in Goes aan, waar hij "een vrouw in haar klederdracht" tekent. Alvorens naar Zierikzee over te steken maakt Dürer een zij-uitstapje naar Walcheren. In zijn dagboek kunnen we lezen hoe hij voer langs ondergelopen landerijen, waar hij de daken van boerderijen boven het water zag uitsteken. De tekenstift doet dienst waar hij maar onderdak geniet: "Ich hab conterfet mein Wirth zu Emmü" (Arnemuiden). Zeelands gesteldheid treft hem zeer: hij vindt het wonderlijk te zien hoe het water er "hoger is dan het aardrijk". Met enkele woorden schetst de reiziger het precieuze Veere: "ein fast feines Stadtlein, da aus allen Landen Schiffe anlanden". Dürer dwaalt langs de rijke schilderachtigheid van Middelburg. Hij noemt de stad niet alleen "gut; ook köstlich zu konterfeien", den toren "köstlich" evenzeer, het Raadhuis "überschön". Dan staat de zestiende eeuwse Duitse schilder in de Abdij voor Gossaerts altaarstuk en "heeft dese Schilderye seer gherecomman- deert, seggende dat hij sulckx in dese Nederlanden niet ghesien en hadde". In zijn dagboek schreef Dürer - 9 december 1520 - minder uitbundig over dit drieluik: "Nit so gut in Hauptstreichen als in Gemal". Was er een maniëristisch element waardoor de compositie en de lijnvoering hem minder bevielen dan de gedegen schildering? De volgende morgen in de vroegte voer Dürer naar Zierikzee. 't Zeemonster heeft hij niet aanschouwd, de vloed had de walvis weggespoeld. Van Gossaerts invloed op zijn Middelburgse tijdgenoten-schilders valt niets te constateren, althans bij de weinigen van wie we werk kennen (of gekend hebben). Een collegiaal-vriendschappelijke relatie ontstond tussen Mabuse en Lucas van Leyden. Lucas kwam omstreeks 1526 naar Middelburg, "om den vlytighen en constighen lan de Mabuse te besoecken". Er werd een banket aangericht "dat wel tsestich gulden kostte" en waaraan de hoofd stedelijke schildersbent deelnam22. Het Middelburgs banket met kunst genoten was Lucas van Leyden blijk baar goed bevallen. Na het Zeeuwse festijn organiseerde hij nog drie dergelijke banketten in Vlaamse kunst centra: Gent, Mechelen en Antwerpen (telkenmale ad zestig gulden). Van Mander verhaalt dat Lucas daarbij steeds vergezeld was door Jan van Mabuse, die in Vlaanderen goed bekend was. De twee vrienden verschenen bij die gelegenheid als fraai uitgedoste grand-seigneurs. We weten dat Mabuse "zich daarbij seer statich en prachtich droeg, hebbende aen een cleedt van goudlaken (laken met goud doorweven). Lucas hadde aen eenen rock van ghele cameloot (kostbaar Oosters weefsel) dat in de sonne oock eenen glans had als van gout"23. Gossaert heeft als gevormd kunste naar ook in Mechelen, Brugge en Utrecht verblijf gehad maar Middelburg was toch zijn eigenlijke domicilie; de plaats waar hij zijn vrouw Margrite Smolders had getrouwd en zijn gezin gesticht, rustpunt in dit onrustig leven. De sterfdag van Jan Gossaert is niet nauwkeurig bekend. De lexica ver melden: "tussen 1535 en 1536". De al genoemde catalogus van de tentoon stelling "Jan Gossaert genaamd Mabuse" (Rotterdam-Brugge 1965) wijdt een hoofdstuk aan zijn sterfjaar (p. 35 t/m 39) en komt op grond van gegevens van het Archivo del Palau, Barcelona tot een nauwere insluiting. Uit de gegevens van dit archief blijkt dat Gossaert een jaargeld ontving van de Spaanse markiezin Mencia de Mendoza, derde gemalin van Hendrik III, graaf van Nassau, Heer van Breda. De uitbetaling zou geschieden in drie termijnen. De tweede termijn werd op 12 september 1532 uitgekeerd, evenals de eerste aan Juani Pintor, maar de derde op 13 oktober van dat jaar aan de weduwe van de schilder. De sterf datum van Jan Gossaert genaamd Mabuse ligt dus tussen 12 september en 13 oktober 1532. In Middelburgse archivalia en elders vond ik indertijd enige gegevens over familiebetrekkingen van Jan Gossaert: een zoon Pieter, een broer Nicasius en een schoonzoon die allen met penseel en/of tekenstift doende waren. De zoon Pieter van Mabuse was in 1554 Deken van het St. Lucasgilde in Middelburg24; hij ontving van stads wege 2 overdat hij ande panelen staende inde seezete kamer op de stadthuys geschildert (gerestaureerd?) heeft" (stadsrekeningen)25. Jans broeder Nicasius van Mabuse had voor 3:13:4 gemaakt "twee patronè en bewerpè vande oude én nieuwe geconcipieerde haven (van Middelburg). Hij was in 1531, met Herman de Corte en de baljuw van Watervliet, in Vlaanderen om advies te geven hoe men de haven como- dienselicxt maken zou"26. Hendrick van der Heyden, Jan Mabuses schoonzoon, wordt 1557 in de Middelburgse St. Lucasboeken genoemd, o.a. als Deken van het Gilde27. In de stadsrekeningen komt hij o.a. voor als de maker van "een quaerte vanden eyland van Walcheren" (1549) en ander cartografisch werk28. 11 april 1536 werd te Veere de voogdij geregeld over "de weeze van Jan Mabuse, schilder alias Jan Gossaerts als Pieter oudt omtrent 15 jaer, daer moeder of was Margriete Smolders". In de desbetreffende weesakte was ook sprake van "'t patroen van der avondmaalstafel vande Abdye te Middelburch"29. 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 11