Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (II)
Gossaert. Dubbelportret van een oude man en zijn vrouw, 45 x 68 cm.; Londen, National Gallery.
De werktekening van Gossaerts
beroemde altaarstuk had de schilder
blijkbaar zorgvuldig bewaard.
Anderhalve eeuw later duikt de tekening
weer op: in een Specificatie van
schilderijen en tekeningen van
Alexander Voet te Antwerpen (1685)
wordt genoemd: een teekeninge
Afdoeninge van 't Cruys met twee
deuren, van Mabuse"30.
Ging Gossaerts hoofdwerk verloren
in Middelburg waren nog lang na zijn
dood veel van zijn panelen te zien.
Van Mander zag er omstreeks 1600
schoone Maria beeldekens en
dergelijcke en bij de Heer Magnus op
de Lange Delft een vrij grote Kruis
afneming (nu in de Hermitage,
Leningrad? Friedlander PI. XXI) en "bij
den konst-liefdigen Melchior Wijntgis
een schoon Lucretia (in de Galaria
Colonna te Rome?)
Jan Gossaert genaamd Mabuse
heeft de idee van een nieuwe geest in
de schilderkunst naar de Noordelijke
Nederlanden gebracht, belangstelling
gewekt voor anatomie, lineair
perspectief en dynamiek, voor naakt-
schildering en architectuur. Jan van
Scorel en Lucas van Leyden hebben
zijn invloed ondergaan als schilders
van het karakteruitbeeldend portret.
Daarbij is Van Scorel in zijn
Jeruzalemvaarders degene die het
prototype schiep van het regenten- en
schuttersstuk, dat uitsluitend en bij
uitstek Nederlands getuigenis van
burgertrots en "groeps-individualisme"
is. Het een komt voort uit het ander:
kunst komt voort uit kunst zoals graan
komt van graan.
Noten
15 Carel van Mander, Schilder-Boeck, Haerlem
1604, fol. 225 b
16 Van Mander, op. cit., fol. 235 a
17 P. J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland
in de 16e en de eerste helft der 17e eeuw,
Amsterdam 1943, pp. 34-35.
18 Van Mander, op. cit., fol. 225 b
19 J. Huizinga, Erasmus, 3de druk Haarlem 1936,
p. 39.
20 Van Mander, op. cit., fol. 225 b
21 Zie: Jan Veth en S. Muller, Fzn., Dürers
Niederlandische Reise, 2 dln., Utrecht 1918.
22 Johan Reygersbergen-Boxhorn, Chronyck
van Zeelandt, verbetert ende vermeerdert
door Z. Boxhorn, II, Middelburg 1644, p. 445.
23 Van Mander, op. cit., fol. 214 a-b
24 Obreens Archief voor Kunstgeschiedenis, VI,
pp. 109 en 113.
25 Archief van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, VII, p. 37.
25 Archief Zeeuws Gen. VI, p. 284.
27 Obreens Archief voor Kunstgeschiedenis VI,
p. 114.
28 Archief Zeeuws Genootschap VI, p. 369: VII,
p. 15 en 61
29 Meegedeeld door dr. W.S. Unger in Archief
van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen 1941 /42, p. 78-79.
30 J. Denucé, De Antwerpsche Konstkamers,
Amsterdam 1932, p. 316.
90