Zeeuws formaat Over het werk van architect ir. A. Rothuizen (1906-1990)
door het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog. Direct na deze
dramatische gebeurtenis, aan de
vooravond van de 'roaring twenties',
kwam de ontwikkeling van de architec
tuur terecht in een ware stroom
versnelling. De oprichting van het
Bauhaus in Duitsland, het ontstaan van
De Stijl in Nederland en de bloei van
de Art Nouveau in heel Europa zijn de
weerslag van het veranderende
denken. Naast deze en aanverwante
stromingen bleet ook het Traditiona
lisme voortbestaan. In Nederland
kenmerkt die stroming zich door de
discussie over stijlen. Het Hollands
classicisme, een stijl die was
geïnspireerd op het baksteen-
classicisme van de 17de en 18de
eeuw en de traditioneel landelijke
bouwwijze, ook wel 'vernacular'
genoemd3, betwistten elkaar het
bestaansrecht. De een vond de ander
niet Hollands genoeg.
Rothuizen heeft vanuit zijn Delftse
achtergrond wel wat van de ideeën van
beide stromingen gebruikt. Elementen
van het Hollands classicisme vinden
we vooral in zijn gebouwen uit de
wederopbouwperiode. 'Vernacular'-
kenmerken vinden we in eerder werk
van hem. De ideeën van de 'vernacular'
sloten veel beter aan bij de Zeeuwse
traditie en waren dus voor Rothuizen
vooral in het begin van zijn carrière
aantrekkelijker dan die behorend tot
het glibberige terrein van de
Classicisten. De traditioneel landelijke
bouwwijze bracht gebouwen voort die
opgetrokken werden uit 'eerlijke'
materialen, zoals baksteen en hout;
degelijk en ambachtelijk gebouwd met
gebruikmaking van traditionele
constructies, die men zo veel mogelijk
zichtbaar liet. Daarnaast kwamen ook
betonconstructies - net als bij
Rothuizen - vaak voor. Maar ze
werden altijd zorgvuldig verstopt. Een
architect uit Delft mag dan in Zeeland
een verandering betekend hebben, een
werkelijk nieuwe kijk op architectuur
zal in de Zeeuwse bouwwereld toch
zeker nog een jaar of twintig op zich
laten wachten. Rothuizen was er ook
de persoon niet naar om de traditionele
waarden op z'n kop te zetten. Het
Schroder-huis van Gerrit Rietveld uit
1924 (een huis van wanden als
vlakken; een vrije, driedimensionale
compositie als verwerkelijking van de
dromen van El Lissitzky, Van Doesburg
e.a.) zou voor hem totaal ondenkbaar
zijn geweest.
De Westerkerk in Goes baarde dus
wat de grote architectuur-ontwikkeling
betreft geen opzien. Het werk pastte in
de stroming der Traditionelen. Toch
besteedde het Bouwkundig Weekblad
er aandacht aan. In het blad verscheen
in die tijd regelmatig werk van
Traditionele architecten die aangesloten
waren bij de Bond van Nederlandse
Architecten. Op het moment van
verschijnen had Rothuizen al meerdere
werken geproduceerd en daarin reeds
verschillende keren getoond hoe de
Hollandse Traditie in Zeeland haar
Twee zijgevels van een dubbel
woonhuis aan de Noordsingel te
Middelburg. Ontworpen door
A. Rothuizen in augustus 1931.
plaats gevonden had.4 De aanpassin
gen die daarvoor nodig gebleken
waren, zoals de typische hoge kappen,
nemen we niet alleen in onze provincie,
maar ook in andere provinciale
gebieden waar.
Rothuizen ontwierp een groot aantal
gebouwen in deze stijl, die uitblonk in
sobere (het is tenslotte een tijd van
grote crisis) versiering en plastiek van
de gevel. Het gevaar daarvan was, en
dit is in de discussie onder de
Traditionelen vaak aan de orde
geweest, dat de gevel een te grote rol
in de architectuur zou gaan spelen; de
inhoud (de bedoeling of betekenis) van
het gebouw een ondergeschikt element
zou worden. Het was de aloude kritiek
op de architectuur van de Amsterdamse
School. Rothuizen stoorde zich aan
dergelijke kritiek evenmin als aan de
opmerkingen over het sombere uiterlijk
van zijn gebouwen. 'Sing-sing', de
bijnaam die de bevolking bedacht voor
een winkelpand aan de Lange Delft in
Middelburg, was nu niet bepaald een
koosnaam.
Pas wanneer Rothuizen geraakt
wordt door de krachtige en op dat
moment ook zeer invloedrijke
Scandinavische architectuur, komen er
grotere veranderingen in zijn werk.
Het kantoor van de PZEM
Wat telkens weer opvalt bij het kijken
naar het plan voor het PZEM-kantoor,
dat door Rothuizen in 1937 gemaakt
werd, is de prominente toren. Hoog
oprijzend boven de puntige kap van
het kantoor domineert hij de gehele
ruimte langs de Poelendaelesingel.
Hoe Rothuizen tot de keuze voor een
dergelijke toren gekomen is, wordt niet
helemaal duidelijk. De invloed van de
toren van het stadhuis in Stockholm is
evenwel evident.
Het ontwerp uit 1909 (gereed 1924)
van Ragnar Oegstberg voor dit gebouw
deed in heel Nederland discussie
oplaaien.5 Uiteindelijk kwam er veel
waardering voor het materiaalgebruik
en het feit dat Oegstberg er in
geslaagd was een toren te maken die
karakter aan het stadhuis gaf en toch
niet te monumentaal was: een traditio
nele verwerking van klassieke regels
en toch modern van snit.
Dat is ook wat Rothuizen trachtte te
bereiken met zijn gebouw voor de
PZEM: een eigentijds gebouw, dus
101
Stadhuis Stockholm.