Een Venezolaan in Zeeland, 1788 Wim Klooster Aan het einde van de achttiende eeuw maakte Zeeland, zoals heel Nederland, een woelige periode door. Een zeeoorlog met Engeland werd gevolgd door de strijd tussen "patriotten" en "prinsgezinden" en daarna marcheerden de Franse legers ons land binnen. Door de verloren oorlog met Engeland kwam stadhouder Willem V onder een spervuur van kritiek te liggen. Bijzonder kritisch betoonden zich de patriotten, een beweging die een wonderlijke mengeling was van traditie en nieuwlichterij en waarin hoofdrollen waren weggelegd voor anti-orangisten en democraten, in een aantal steden en gewesten slaagden de patriotten erin het bestuur over te nemen. Toen deze patriottenrevolutie over het land raasde, bleef Zeeland overeind als Oranje-bolwerk. Oranje-vrijkorpsen stelden zich teweer tegen de patriotten, die alleen in Goes, Veere, Zierikzee en Middelburg wat aanhang hadden. Maar zelfs in Middelburg kon het gebeuren dat een patriotse arts en reder, Lucas van Steveninck, zich in zijn woning moest verschansen voor een woedende menigte, die gewapend was met een kanon. Van Steveninck ontkwam via de tuinmuur en dook drie maanden lang onder in een bouwvallig schuurtje. Weldra was het met de heer schappij van de patriotten gedaan. Toen patriotten prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis de doorgang naar Den Haag beletten, was voor de Oranjepartij de maat vol. Frederik Willem van Pruisen, de broer van Wilhelmina, werd verzocht om een leger te sturen dat een einde moest maken aan de macht van de patriotten. Twintigduizend Pruisen kwamen en voldeden aan het verzoek. Een "Oranje-terreur" teisterde daarop de patriotse bolwerken. Eén van de vele strafexpedities deed Schouwen aan. Ging de patriottenbeweging aldus roemloos ten onder, individuele patriotten zouden later, na de Franse "bevrijding", op hoge posten terugkeren. Een populair liedje in de Franse tijd begon met de strofen: "Hop Marianneke, stroop in het kanneke Laat de poppekens dansen Eertijds was de Pruis in het land En nu de kale Fransen..." Nadat de Pruis de aftocht had geblazen en voor de komst van de kale Fransen, deed een heer van stand uit Zuid-Amerika de Republiek aan. Onopgemerkt door de publieke opinie kwam hij in Nieuweschans het land binnen, reisde via Groningen en Leeuwarden naar de Zuiderzee en zakte vervolgens langzaam Holland af, onderweg tal van plaatsen bezoekend. De levensloop van de reiziger, Francisco de Miranda (1750-1816), is voer voor biografen. Hij werd geboren in de Spaanse kolonie Venezuela en maakte naam door zijn deelname aan de Amerikaanse vrijheids-strijd, de Franse revolutionaire oorlogen en de strijd voor onafhankelijkheid in Spaans Amerika. Tot zijn kennissenkring behoorden George Washington, Napoleon, Catharina de Grote, Josef Haydn en Simón Bolivar. Francisco de Miranda. Wanneer Miranda Nederlandse bodem betreedt, kampt de Republiek nog met de naweeën van de patriot tentijd. In verschillende plaatsen merkt hij hoe de patriotten verketterd worden. Zo niet in Zeeland. De provincie lijkt een oase van rust. Op 21 juni 1788 begint Miranda zijn Zeeuwse omzwervingen. Samen met zijn bediende Andrés vaart hij die dag langs een eiland met dertig dorpjes, "zo vruchtbaar en mooi, dat het op Calypso lijkt": Zuid-Beveland oftewel "het land van de bevers, waarvan er niet één meer over is." Op Walcheren gaan ze aan wal bij het fort Rammekens. Een boer ontvangt Miranda thuis en regelt een calèche, een licht, open rijtuig, dat hem naar Middelburg brengt, waarvandaan de tocht de volgende dag per koets wordt voortgezet. Ondanks de regen is Miranda uitgelaten over de bestrating en het landschap. Er is geen stad, schrijft hij, met beter plaveisel, de landerijen liggen er prachtig bij, elke voet land is onderhouden en de landhuizen zouden elders paleizen heten. De koets houdt stil in Oostkapelle, waar de inwoners een kerkdienst bijwonen. Miranda en Andrés gaan de kerk binnen en zien dat allen, mannen en vrouwen gelijk, in het zwart gestoken zijn en hun hoofddeksel op hebben. "Een voornaam en robuust slag mensen", noteert Miranda. De Venezolaan is minder te spreken over een groep jongens die hem later op de dag, na een wandeling over de Westkapelse Zeedijk, onder het roepen van onverstaanbare woorden met stenen bekogelt. Maar erger nog is dat de mannen die het zien gebeuren de jongens hun gang laten gaan. "En dan hebben ze het over de Turken!", verzucht Miranda. In Vlissingen voert een zeeman hem naar het arsenaal, volgens Miranda het enige in Europa dat zich tussen twee openbare straten bevindt. Vlissingen maakt op Miranda een welvarende indruk met zijn prachtige gothische stadhuis, "het mooiste in Nederland na dat van Amsterdam", en tal van andere mooie panden. Hij slaagt er niet in Admiraal De Ruijters geboortehuis te vinden en begeeft zich aan het einde van de middag naar Middelburg. Een kleermaker die een klein mondje Frans spreekt, fungeert de volgende dag als gids. De wandeling voert onder meer langs het Molenwater en de Beurs, waar Miranda in de 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 29