'Het Zeelandgevoel" (9) Een vesting tegen de tijd
'Je moet niet zo onzeker zijn.'
'Wie zegt-'
'Jij twijfelt altijd. Je denkt altijd aan het
ergste. Weet je nog wat je laatst zei:
"Op een dag word je wakker en weet
je niet eens meer wie ik ben.'"
'Ik zeg nu toch niks?'
'Ik zie het je denken.'
'Misschien projecteer je dat alleen
maar. Misschien is het je eigen
onzekerheid, je verlangen naar
verandering. Misschien geloof je er zelf
al niet meer in.'
'Natuurlijk wel. Anders waren we hier
niet.'
'Geloof jij echt dat we samen oud
zullen worden? Geloof je daar echt in?'
'Hier wel.'
'Ja hier... Hier is alles anders.'
De volgende dag regende het. Maar
regen die lustig neerplenst in een
groene tuin is niet hetzelfde als regen
die tussen tramdraden blijft hangen.
Ik probeerde te studeren, bladerde in
boeken die ik voor het tentamen
renaissance moest doorwerken.
Jodocus Lodenstein, bijgezet in het
Klassiek Letterkundig Pantheon.
Stomvervelende stichtelijke gedichten,
tot ik op iets wonderlijks stuitte. 'Moet je
horen, dit is ongelooflijk, wat ik hier
lees:
Op de Stilte in 't Swin
Sag ymand stiller weder?
De vlaggens hangen neder
Het seyl en doet geen boet
En al den voortgang comt ons van den
tragen vloed.
Dat gaat so sagjens drijven
't Schijnt dat wy ste-vast blijven
't Verwisselt nauwlijcx stand;
Flus was 't Cassandria en nog is 't al
Cadsand.
't Schijnt dat het schip om hoog-ligt
Juyst nu my Sluys in 't oog-ligt!
En ick in hoop dus hang;
'T is lang/ maar nu 'k verlang nu is
het eens so lang.
'T mag wel verlangen heten
Want als ons siel de beten
Van 't Sal, en nog niet lijdt
Dan met verlangen schijnt verlangen
wy den tijd.
"Cassandria", weet je wat dat
betekent?'
'Iets met Cassandra, de dochter van
Priamus, die de ondergang van Troje
voorspelt als ze het houten paard
binnenhalen?'
Ik las de uitleg voor: "'Eigenlijk:
Retranchement-Cassandria, dorp in
Zeeuws-Vlaanderen, in het land van
Cadzand, drie kwartier gaans van
Sluis." Dus Jodocus Lodenstein heeft
hier in de luwte liggen dichten, hier,
toen er nog water was!'
'Cassandra, een eigenaardige naam
voor een vesting...'
'Wat zei je?'
'Cassandra, dat een vesting naar
Cassandra wordt genoemd...'
'Dit gedicht is hier geschreven. Hier!
Toen Lodenstein als predikant in Sluis
stond. Het einde heeft hij overigens
van Hooft gepikt.' (Daar maakte ik later
goede sier mee op tentamen.)
'Jij werkt alleen maar. Jij werkt altijd.'
'Maar dat is toch razend interessant,
dat dit piepkleine plaatsje toevallig in
een gedicht voorkomt.'
'Je leest maar en leest maar. Genieten
doe je niet. Je geniet niet.'
'Dat rijmt. Bovendien, het regent.'
'Ik bedoel het serieus.'
'Is er in Sluis nog iets van een haven te
zien? Dat moeten we morgen gaan
bekijken.'
'Als het niet regent... Daar heb je de
honden weer.'
Maar regenen deed het die vakantie
niet meer. De dagen lengden, we
fietsen door de heldere ochtend naar
Knokke: één enkele paal moest het
Koninkrijk België en dat der
Nederlanden uit elkaar houden- we
kenden geen grenzen meer.
De dag daarop bezochten we Sluis en
zagen de pientere kop van Van Dale
bij de vestingwal.
We liepen door de grote vlakte van het
Zwin, door Hamelink vereeuwigd, en
vonden een geschikte duinkom.
's Avonds wandelden we onder een
sterrenhemel zoals je die in de grote
stad niet ziet: miljoenen gaten in het
zwart die je de illusie gaven dat er
oneindig licht achter lag. Het is zoveel
makkelijker in eeuwigheid te geloven
als je in een dorp woont.
De ochtend kwam dat we onze
schuilplaats moesten verlaten.
Het is of ik er nu pas echt van geniet,
nu ik het neerschrijf en herbeleef in de
herinnering: de vrijheid, de zomer, de
sterren, grenzeloosheid.
Hadden we onze liefde heel kunnen
houden?
Alleen als we gebleven waren in
Retranchement, vergeten vesting tegen
de tijd.
Illustraties Louis Radstaak.
85