Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (li)
ontstaan na zijn terugkeer uit Utrecht in
1524 toen hij voornamelijk in Middelburg
heeft gewerkt, maar ook voor het hof te
Brussel en voor de uit Denemarken
gevluchte koning Christiaan II die in
1523 met zijn gemalin op Sandenburg
bij Veere verbleef.
Men heeft wel gesproken van het
"artistieke dubbelleven", de gespleten
heid van de kunstenaar Jan Gossaert:
koel-pronkerig penseier van vaak over
laden mythologische en religieuze
voorstellingen enerzijds, - anderzijds
van toegewijde, dienende, welhaast
ingetogen portretten. Beide uitingen
zijn uit het zestiende eeuwse
Humanisme te verklaren. Het had
aandacht voor de individuele mens,
een houding die de portretschilder van
grote baat is. De humanistische zucht
naar wetenschappelijke juistheid en het
streven naar gefundeerdheid belet de
vleugelen der verbeelding uit te slaan,
doemt de kunstenaar Mabuse als
verbeelder van idee of mythe tot minder
geslaagde uitingen.
De mens is het middelpunt van de
humanistische geest, die de waarde
der persoonlijkheid ontdekt heeft.
In Mabuses portretten wordt het oog
van de beschouwer door niets afgeleid,
hier is niets dat tot verrijking of
verlevendiging van het portret zou
moeten dienen: geen uitzicht op een
landschap, geen interieur, weinig of
geen "bijwerk". De afgebeelde wordt
door een strakke, ongebroken achter
grond van de buitenwereld afgesloten,
door de omlijsting nauw ingesloten, de
beschouwer met grote direktheid, bijna
aanraakbaar nabij gebracht (afb. 7).
Hier ontbreekt alle "geleerdheid".
Mabuses verrassend sterke portretten
geven, gevoelt men, een gelijkende
afbeelding van het uiterlijk en een
pregnante uitbeelding van het karakter
tevens, geen zieleroerselen of ogen
blikkelijke stemming van de geportret
teerde noch van de schilder. Er is een
ingetogen beheerstheid zowel bij de
portrettist als bij de geportretteerde,
maar we beseffen dat het vuur ver
borgen gloeit. "Der Wille zur Macht",
zouden we sommige van Gossaerts
portretten willen karakteriseren. Al zijn
personen zijn persoonlijkheden, allen
hebben of verkregen waardigheid:
Gossaert was hofschilder. Maar hij is
geen vleier, het tegendeel van een
mondain, zwierig portrettist. We aarzelen
niet sommige van zijn portretten
Gossaert, Neptunus en Amphitrite, 188 x 240 cm.; Berlijn, Gemaidegalerie.
monumentaal te noemen. Het grote
religieuze schilderij van meer dan 2
meter in het vierkant: Lucas de Madon,
na tekenend (Praag, Rudolfinum) is
ondanks de uitgebreide monumenten
zorg - een conpendium van bouw- en
beeldhouwkunst - minder indrukwek
kend dan het dubbelportret van een
bejaard echtpaar (afb. 8) in de National
Gallery te Londen. Het beeldt beide
karakters uit door scherpe observatie
en treffende verwezenlijking van het
individuele en dat onzegbare dat we
schildermagie noemen. De grijsaard
met de perkamenten plooien en vouwen
om de mond en ogen is een dwingeland
met geniepig-zure expressie; zijn
vrouw aan wie de hoofddoek niets
zacht of liefelijks vermag te geven is
schilderkunstig en psychologisch aan
haar strenge gemaal niet onder- maar
nevengeschikt. Een verbeten echtpaar.
87