Bernstein als dirigent
Roland Kieft
Ik had les van Leonard Bernstein.
Waarom klinkt dat zo aanmatigend?
Omdat de zin met 'ik' begint? 'Leonard
Bernstein gaf mij les' klinkt zeker zo
aanmatigend. Dit komt, denk ik, omdat
er mensen of objecten zijn, aan wie
afbreuk wordt gedaan wanneer je ze in
een aardse omgeving plaatst. De
Nachtwacht hoort niet in een huis
kamer (als hij er al in zou passen) en
een monument als Leonard Bernstein
kan toch niet iemands leraar zijn!
Toch had ik in de zomer van 1986
twee weken les van Leonard Bernstein.
Deze lessen vonden plaats op het
landgoed Tanglewood (vlak bij Boston,
in de staat Massachusetts), waar de
Boston Symphony Orchestra haar
zomer-residentie heeft. Nadat ik in
februari van dat jaar met succes een
auditie had gedaan, volgde ik de
masterclass voor dirigenten aan het
Tanglewood Music Center. Deze
masterclasses worden gegeven door
de gastdirigenten van het parallel
lopende Tanglewood Festival'. In dit
twaalf weken durende festival geeft de
Boston Symphony Orchestra zo n
veertig concerten onder leiding van
wereldberoemde dirigenten. In 1986
waren dat onder anderen Seiji Ozawa,
Gennady Roshdestvensky en Leonard
Bernstein.
Veel mensen hebben een tegenstrijdige
natuur, weinigen zijn juist veelzijdig.
Veel mensen zijn over-emotioneel,
weinigen hebben juist een fantastisch
inlevingsvermogen. Veel mensen
kunnen hun weg niet vinden, weinigen
bewandelen juist vele paden. Dit klinkt
misschien wat herderlijk, maar het gaat
zeker op voor Leonard Bernstein, en
maakt hem daarom een fascinerende
man om les van te hebben.
Zijn lessen gingen eigenlijk nooit over
datgene wat het grote publiek onder
'dirigeren' verstaat; het slaan met een
stokje. (Sterker nog, je mocht gerust
met je stok in je linkerhand staan of
zelfs zonder stok dirigeren.) Het kijken
naar maatsoorten stoorde hem ontzet
tend; het verborg écht kunstenaar
schap. Als je iets wilde leren van
Bernstein moest je eigenlijk al kunnen
dirigeren, om het vervolgens weer
afgeleerd te krijgen. Dirigeren ging
volgens Bernstein over verbeeldings
kracht, over vertellen met noten, over
schilderen, over kijken met je ogen
dicht. Alleen wanneer je die talenten
althans enigszins in je had, was hij
geïnteresseerd en 'kon hij iets met je'.
Natuurlijk kwam ook een theoretischer
en structurelere benadering van het
dirigeren aan de orde, maar dan ging
het eerder over hulp bij het opbouwen
van die roman van Brahms, dan over
het geven van een opmaat. En eerder
over het verscherpen van een ritmisch
effect, dan over het gelijk krijgen van
een passage.
Een ander aspect van Bernstein was
het praktisch gebruikmaken van
musicologische kennis. Musici hebben
vaak de neiging om een scheiding aan
te brengen tussen 'stoffige musico
logen' en henzelf. Bernstein niet. Een
prachtig voorbeeld vormde zijn
'Beethovens Metronoomcijfer'verhaal.
Eén van de studenten vroeg
Bernsteins mening over de metronoom
cijfers (tempo-aanduidingen) in de
symfonieën van Beethoven. In
musicologische kringen en op het
concertpodium wordt nogal vreemd
aangekeken tegen de zeer hoge
metronoomcijfers in de symfonieën van
Beethoven. Hij zou dat "heel in het
kort" proberen uit te leggen.
Aan het eind van Beethovens leven
vond de metronoom algemenere
ingang en ook Beethoven zag de
voordelen van dit apparaat, waarmee
je vrij precies het tempo van een
compositie kon aangeven. In het geval
van Beethoven waren er drie zaken
van invloed op een goed gebruik van
de metronoom. Allereerst was het
technisch inzicht in de achttiende-
eeuwse mens nog niet zo groot dat
men wist dat een metronoom, die met
veer en gewicht werkt, recht moet
staan om tot een regelmatige
pulsaanduiding te komen. Dit,
gecombineerd met de kinderziekten
die dit instrument in zijn beginjaren
ongetwijfeld had (zoals te strak
gespannen veren) maakten de
aanduidingen soms triviaal. Daarnaast
werd Beethoven, zoals bekend, op het
eind van zijn leven doof met als gevolg
dat hij de metronoom vooral als een
visueel hulpmiddel zag, wat voor een
musicus zeker een nadeel is. En ten
slotte moet van invloed zijn geweest
dat Beethoven de metronoomcijfers liet
inschrijven door zijn zwakzinnige neef,
over wie hij, na langdurig procederen
met zijn broer, de voogdij had gekregen.
Bernstein beschreef ons dus het beeld
van een dove Beethoven die, kijkend
naar een scheefstaande metronoom,
zijn zwakzinnige neef de tempo
aanduidingen liet inschrijven. Genoeg
informatie om Beethovens
metronoomcijfers te heroverwegen.
Waar door Bernstein ook veel op
gehamerd werd was 'losheid'. Niet die
loodzware ernst, die celebrale
soberheid die door sommigen
'concentratie' genoemd wordt. Waarom
zou dirigeren een andere benadering
vereisen dan bijvoorbeeld dansen, of
sterker nog, baseball. Zijn veel
terugkerende opmerking 'more swing'
illustreerde hij graag met beide
voorbeelden.
Muziekmaken moest dus vrij zijn,
gemaakt door 'bevrijde' mensen en
was eigenlijk alleen dan authentiek
wanneer het te voorschijn kwam uit
een soort 'toestand'. Voor Nederlandse
musici, die nogal eens willen denken
dat kunst alleen de vrucht van een
denkproces kan zijn, een interessante
gedachte. Studeer je partituren goed,
luister en lees veel, en reageer
vervolgens primair. Dat was eigenlijk
de boodschap van Bernstein, en dat
was Bernstein eigenlijk ook zelf. Na
een interessante, levendige lezing
(Bernstein was een meer dan
onderhoudend causeur) waarin
essentiële wetenswaardigheden over
Sibelius de revue passeerden, zag ik
dat Bernstein bij een repetitie van
Sibelius' tweede symfonie niet verder
kon van ontroering. Hij moest zijn
tranen de vrije loop laten en steun
zoeken aan zijn kruk. En niet omdat hij
deze symfonie voor het eerst deed.
Wat na zes jaar vooral is blijven
hangen is de onvoorwaardelijkheid.
Het 'met neus en ogen dicht het diepe
in'. Natuurlijk moet een dirigent een zo
groot mogelijk bewustzijn ontwikkelen
van alles in en om de muziek. Maar hij
moet het los laten op het moment dat
die muziek daadwerkelijk gaat klinken.
Want zoals woorden de inhoud kunnen
verhullen, kunnen noten dat ook.
Staat het belangrijkste in de muziek
niet juist tussen de noten?
130