'Een oven tot het bakken der kleuren in glas' werken op een tentoonstelling van de Haagsche Kunstkring.7 De 'Manufacture de Vitraux d'Art Melchers, Doudelet et Co.', zoals de nieuwe firma zich noemde, gaf blijk van haar dankbaarheid voor de gunstige beslissing van de gemeente door in september 1895 een raam aan te bieden ter plaatsing in de raadzaal van het stadhuis. Inmiddels had Albert August Plasschaert kennis gemaakt met Franz Melchers, zoals uit zijn biografie al bleek. Die kennismaking moet vrij spoedig hebben plaatsgevonden, niet zo verbazingwekkend gezien het feit dat beiden op de Markt woonden. Melchers introduceerde Plasschaert als kunstenaar bij de Haagsche Kunstkring, met als gevolg dat deze zijn werk daar mocht tentoonstellen. Eén van de werken die Plasschaert in november 1894 ter expositie naar Den Haag zond, was een schilderij met de fascinerende titel 'Vicieus Veere'. Helaas is tot nu toe niet bekend hoe dit schilderij eruit gezien heeft, maar de voor het fin-de-siècle zo typerende titel maakt zeker nieuwsgierig. Lang duurde Melchers' verblijf in Veere evenwel niet: in juli 1896 vertrok hij al weer. De reden is niet bekend, maar zijn biografie toont duidelijk dat hij nooit ergens lang verblijf hield. Opmerkelijk is dat het verslag van de gemeenteraad van Veere van 15 mei 1896 vermeldt dat de glas fabriek is verkocht aan de Firma Plasschaert, de Nood en Co. Aangenomen mag worden dat de financiën voor de onderneming afkomstig waren van Plasschaerts mede-firmant Leendert de Nood, huurder van het hotel/koffiehuis 'De Campveersche Toren', want het is niet erg waarschijnlijk dat Plasschaert zelf in goeden doen was geraakt. De technische kennis voor het 'branden der kleuren in glas' kan Plasschaert evenwel zeer goed onder de knie gehad hebben. Op de Polytechnische School in Delft heeft hij hoogstwaarschijnlijk les gehad van Adolf Ie Comte (Rijswijk 1850 - 's-Gravenhage 1921die daar vanaf 1878 als docent decoratieve bouwkunde actief was en in 1889 de Delftse, als civiel en bouwkundig ingenieur afgestudeerde, Jan Schouten (Gouwsluis 1852 - Delft 1937) aanzette tot de oprichting van het 'Atelier van gebrand glas 't Prinsenhof', dat vanaf 1891 in bedrijf was.8 Hoe dan ook, Plasschaert toog aan het werk. In september 1896 bood hij Burgemeester en Wethouders van Veere aan het raam, dat Melchers had geschonken voor de raadzaal, te vervangen voor een raam met een meer passende decoratie en van betere technische kwaliteit. In de loop van augustus of september van het volgende jaar werd het raam geplaatst. bevolkingsregister van Veere meldt dat Plasschaert op 30 augustus verhuisde naar Dordrecht, nadat hij op 13 juni gehuwd was met de sluisknechtdochter Anna Pieternella Peeman (Veere 1876 - Hilversum 1959). Plasschaert omschrijft het in zijn biografie als volgt: "In 1899 liquideerde ik het zaakje. Daar de Tijd nog niet rijp was voor mijn kunst opvattingen in den grond was het, omdat ik zelf nog niet rijp was voor mijn Kunstkon ik het financieel niet bolwerken. Ik ging toen over als chef Alb. A. Plasschaert, glas-irt-lood raam 'Molen' vóór 1899 (Zeeuws Museum, Middelburg). Foto: Wim Riemens. Van zowel het raam van Melchers als dat van Plasschaert ontbreekt tot nu toe elk spoor. Bij de restauratie van het stadhuis in Veere in de dertiger jaren is het raam van Plasschaert waarschijnlijk vervangen en foto's van de periode daarvoor zijn tot nog toe niet gevonden. Van de verdere lotgevallen van het glas-atelier is weinig bekend. Het van de afdeeling gebrandglas enz: naar de firma Bouvy." Dit komt overeen met wat het verslag van de bijeenkomsten van de Veerse gemeenteraad over de periode 1894 - 1904 vermeldt op 7 februari 1900 - het betreft de nieuwjaarstoespraak van de voorzitter:van den anderen kant betreurt hij het dat verschillende omstandigheden samenwerkten tot het opheffen van de kunstglasfabriek." 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 27