'Een oven tot het bakken der kleuren in glas'
Wat ons rest van de 'kunstglasfabriek'
in Veere zijn de 34 ramen in het bezit
van het Zeeuws Museum en nog een
klein aantal andere ramen in privé-
bezit.
Het is niet duidelijk of deze ramen allen
moeten worden toegeschreven aan
Plasschaert. De Middelburgse collectie
valt in twee soorten ramen uiteen: die
met landschappelijke voorstellingen en
andere met meer decoratieve patronen,
geometrische figuren of gestileerde
bloemvormen. De landschappen,
waaronder ook voorstellingen van
vissersboten op het water, vertonen
een vorm van sierlijke stilering die
duidt op verwantschap met de Art
Nouveau. In sommige florale decora
tieve ramen is deze vorm van stilering
ook waarneembaar. Zij lijken enigszins
op de stijl van de illustraties die
Melchers maakte voor het boek L'An
van Thomas Braun dat in 1892
verscheen.
Plasschaerts opmerking dat het
raam, dat Melchers de gemeente
Veere cadeau deed voor de raadzaal,
niet paste bij het karakter van
genoemde zaal, kan erop wijzen dat hij
het met de, door de Belgische Art
Nouveau geïnspireerde, stijl van
Melchers niet eens was. Zijn opmerking
aan B. en W. van Veere, bij de aan
bieding om het raam van Melchers te
vervangen, - "Wij willen der gemeente
in ruil voor de tegenwoordige (ramen,
gi) andere schenken, voorzien van het
wapen der gemeente benevens van
een gebrand medaillon, voorstellende
een koopvaardijschip, brengende
's handels rijkdom, Veere's opkomst en
bloei!" - lijkt erop te wijzen dat
Plasschaert de 'Nieuwe Stijl', zoals de
Art Nouveau in Nederland werd
genoemd, niet bijzonder was toegedaan
en dat hij ervan uitging dat aan een
vertrouwde vormgeving meer behoefte
bestond. Een aantal ramen, in privé-
bezit en vermoedelijk van de hand van
Plasschaert, toont een aantal tamelijk
traditioneel vormgegeven wapen
schilden, onder andere van Middelburg
en Zeeland en een met nader geïdenti
ficeerd persoonlijk wapen. Hun ver
schijningsvorm lijkt mijn hypothese te
ondersteunen.
Het monogram, dat op sommige
werken voorkomt, lijkt verwant aan het
vignet dat Melchers voor het briefpapier
van zijn glas-atelier gebruikte: een
aantal van deze ramen, in particulier
bezit, is echter afkomstig uit familie van
Plasschaert en het lijkt niet erg
waarschijnlijk dat Plasschaert werken
van Melchers zou hebben bewaard.
Maar het is evenmin erg aannemelijk
dat Plasschaert, zoals hij zelf aangeeft
financieel niet buitengewoon florerend,
werken van hemzelf achtergelaten zou
hebben in het glas-atelier vóór zijn
vertrek naar Dordrecht.
Of het atelier een behoorlijke produktie
heeft gekend is ook niet bekend: twee
gebrandschilderde ramen, beiden in
privé-bezit, de één met de voorstelling
van de Campveersche Toren en de
ander met die van het Veerse stadhuis,
zijn gesigneerd met een monogram en
genummerd: resp. 1001 IV en 1005 II.
Het is aannemelijk dat deze nummers
op de produktie slaan, maar zeker is
het natuurlijk niet.
Het bovenstaande geeft aan dat de
exacte contouren van de betekenis van
Plasschaert voor de kortstondige
glasindustrie van Veere nog geschetst
moeten worden. De auteur van dit
artikel verzoekt dan ook vriendelijk een
ieder, die op welke wijze dan ook deze
spaarse gegevens kan aanvullen, om
informatie Zijn adres is bij de redactie
bekend.
NOTEN
1 Voor zover niet anders aangegeven, zijn de
herkomsten van de citaten te vinden in: Geurt
Imanse, Albert August Plasschaert 1866-1941,
SDU uitgeverij, 's Gravenhage 1988 (RBK-reeks
nr. 1Deze publikatie verscheen bij een reizende
tentoonstelling van een keuze uit het werk van
Plasschaert, die te zien was in het Rijksmuseum
Vincent Van Gogh Amsterdam (1988), het
Drents Museum Assen (1989) en het Centraal
Museum Utrecht (1988); zie p. 24.
2 Volgens Anna Wagner was dit het huis 'De Werf',
waar in 1990 de schilder W. F. A. I. Vaarzon
Morel Sr. (1868-1954) ging wonen; zie A(nna)
W(agner), 'Kunstenaars te Veere', Mededelingen
Gemeentemuseum van Den Haag10 (1955)
no. 2, pp. 67-76, p. 69.
3 Zie Albert August Plasschaert, Biografie, z. pl..
zj. waarschijnlijk, op basis van aantekeningen
van Plasschaert zelf, geschreven door J. A. G.
baron van Ittersum (1882-1961). een
bewonderaar van Plasschaert uit zijn jaren in
Den Haag (1917-1922).
4 Zie m.b.t. de economische situatie van Veere
rond 1900: Peter Blom, 'De glasfabriek te Veere
een artikel in het meest recente nummer van het
tijdschrift Zeeland. Met dank aan de auteur, die
zo vriendelijk was mij het artikel vóór publikatie
te laten inzien en aan Jacqueline van Paaschen
die mij hierop attendeerde en mij ook in andere
opzichten belangrijk heeft geholpen.
Voor de aantrekkkingskracht van Veere voor
Belgische kunstenaars zie: A(nna) W(aqner), op.
cit. noot 2, p. 73.
5 Zie Carine Hoogveld, Glas in lood in Nederland
1817-1968, SDU uitgeverij, 's Gravenhage 1989;
deze publicatie begeleidde een vijftal tentoon
stellingen over glas-in-lood in Nederland in
Assen, Helmond, Nijmegen, Eindhoven en Zeist
in hetzelfde jaar.
6 Zie Verslag gemeenteraad Veere 1894 t/m 1904,
legger nr. 2152. Van de betreffende foto
ontbreekt tot nu toe elk spoor. Of het werk in
glas van Melchers zich nog in de collectie van
het Koninklijk Huis bevindt, vergt nader
onderzoek.
7 De rol van Charles Doudelet is nog niet
opgehelderd. In het bevolkingsregister van
Veere komt zijn naam niet voor; in mijn boek ga
ik ervan uit dat hij bij Melchers gelogeerd heeft.
Doudelet had een opleiding gevolgd aan de
Polytechnische School in Gent. Het is mogelijk
dat hij daar de nodige technische kennis heeft
opgedaan omtrent het glasbranden. Van
Melchers is alleen bekend dat hij de Academie
in Brussel bezocht. Zie Francine-Claire Legrand,
Het symbolisme in BelgiëLactoni n.v., Brussel
1971. pp. 268/9, 272.
8 Jacqueline van Paaschen maakte mij erop
attent dat het bezoekersregister van het stadhuis
van Veere op 13 september 1893 de naam van
Jan Schouten vermeldt. Het is met zeker, maar
wel waarschijnlijk, dat Schouten toen ook
Plasschaert heeft opgezocht. Ze moeten elkaar
gekend hebben van de Polytechnische School
in Delft, waar zij vrijwel tegelijkertijd hun
opleiding kregen. Óf Schoutens bezoek verband
houdt met eventuele plannen, die Plasschaert
toen al had, om zich met glasbranden te gaan
bezighouden, is niet zeker. In dat geval zou
Melchers' komst naar Veere hem een mogelijk
heid geboden kunnen hebben om die plannen te
verwezenlijken. In mijn boek opper ik de
mogelijkheid dat Plasschaert degene geweest
zou kunnen zijn, die de tekening voor de
glasoven van Melchers heeft gemaakt.
Zeker lijkt wel dat Plasschaert nog contact had
met het Delftse milieu: het genoemde bezoekers-
register toont aan dat op 14 mei 1896 Adolf Ie
Comte, leraar decoratieve bouwkunde van de
Delftse Polytechnische School, en de instigator
van Schoutens glas-atelier in Delft, Veere
bezocht heeft. Het verslag van de Gemeenteraad
van Veere van 15 mei 1896 geeft aan dat
Plasschaert en De Nood de fabriek van
Melchers hebben overgenomen. Dat kan geen
toeval zijn. Bovendien volgt later dat jaar, in
september, nog een bezoek van een aantal
glasbranders van het Delftse atelier aan het
stadhuis, zie het in noot 4 genoemde artikel van
Peter Blom.
136