Munten gevonden in Zeeland! Wat nu? Bij de eerste aanblik wanneer er iets wordt gevonden is er de verwondering: het zal toch niet waar zijn? Het lijkt wel goud! Wat nu te doen? Snel wordt met de nagel geprobeerd het muntje wat schoon te krabben om te zien of er wat op staat. Misschien ligt er nog wel meer. De goudkoorts neemt toe en het adrenalinegehalte stijgt tot onaan vaardbare hoogte. Ook wanneer er verder niets meer wordt gevonden blijven we toch met de vraag zitten wat we met het gevonden muntje aanmoeten. Snel wegsteken of koesteren als een waardevol kleinood waarvan de waarde wel eens heel hoog kan zijn? Melden Na van de eerste commotie te zijn bekomen wordt het toch wel boeiend te weten wat er van de vinder wordt verwacht. De wetgever is hierover duidelijk. Volgens de bepalingen van de Monumentenwet is elke vinder verplicht aangifte te doen bij de burgemeester van de gemeente waar iemand een vondst van algemeen belang wegens de schoonheid of betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waarde heeft gedaan. In het Burgerlijk Wetboek is onder artikel 642 de bepaling opgenomen dat de vinder en de eigenaar van het onroerend of het roerend goed waarin de schat is aangetroffen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot (de waarde van) de vondst. De fiscus bemoeit zich hiermee in eerste instantie niet omdat hetgeen gevonden wordt als een toevallige bate wordt beschouwd. Dezelfde bepalingen gelden in principe voor de scheepswrakken waaruit munten en andere voorwerpen worden opgedoken. De schepen en hun lading zijn sedert het faillissement van de Verenigde Oostindische Compagnie eigendom van de Staat der Nederlanden. De schepen op zichzelf vormen Nederlands territorium. Doorgaans sluit de Staat der Nederlanden een contract af met de vinders van een wrak waarin de verdeelsleutel nader wordt bepaald. Hetgeen wordt gevonden in deze wrakken dient overgedragen te worden aan de Nederlandse Staat die de goederen in beheer geeft bij de Dienst der Domeinen van het Ministerie van Financiën. In het algemeen stelt deze Dienst de voorwerpen weer ter beschikking aan de Rijksdienst Beeldende Kunst van het Ministerie van WVC. Deze instantie kan dan weer besluiten tot deponering van gevonden materiaal in gespecialiseerde musea. Zo is onlangs het Stedelijk Museum van Vlissingen in het bezit gekomen van vele voorwerpen die afkomstig zijn van het VOC-schip '"t Vliegent Hart" dat voor de kust van Vlissingen is gezonken. Meestal worden de los gevonden exemplaren door de vinders niet gemeld of beschreven met aanduiding van de precieze vindplaats. De melding van losse munten kan echter even belangrijk zijn als die van een schat- vondst; de los gevonden exemplaren kunnen het bestaande beeld vaak ondersteunen en een enkele maal helemaal onderuithalen3. Het is jammer dat nog niet iedere vinder de weg heeft gevonden om zijn exemplaren te tonen aan bijvoorbeeld een gespecialiseerd museum als het Koninklijk Penningkabinet te Leiden of dichter bij huis aan een archeologisch meldpunt als het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten in Middelburg. Voor de kennis van de verspreiding en het gebruik van munten is het van even groot belang om de vondsten met munten van het Koninkrijk sinds 1813 te registreren als de muntvondsten van vóór die tijd. Pas in de loop van onze eeuw is het besef doorgebroken dat het voor de kennis van de muntcirculatie belangrijk kan zijn om de circulatie van pasmunt te kennen. Zelfs schatvondsten met zilveren rijksdaalders van Koningin Juliana kunnen al interessant zijn om wetenschappelijk te worden geanalyseerd. Uit dergelijke vondsten kan bijvoorbeeld worden afgeleid of de verdeling van de slagaantallen in de vondst terugkomt. Een en ander kan een aanwijzing zijn voor het versprei dingstempo van de diverse jaargangen. Soms komen deze verstopte schatten weer te voorschijn. Jammer genoeg worden ze bijna nooit beschreven en geïnventariseerd. Een enkele maal wordt hierover in publikaties mededeling gedaan4. Registratie en determinatie Nu de gevonden objecten volgens de wettelijke bepalingen zijn getoond aan de burgemeester ter plekke wordt het tijd dat we te weten komen wat er precies in onze handen is gekomen. Ten behoeve van de geschiedschrijving is het van eminent belang dat zo goed mogelijk wordt vastgelegd waar de vondst is gedaan, onder welke omstandigheden, wanneer en door wie. Ten behoeve van de registratie worden gegevens vastgelegd als de locatie, het aantal, de samenstelling van de vondst en het soort van de munten, eventueel tezamen met de overige gevonden objecten. De determinatie is erop gericht nauwkeurig vast te leggen om wat voor munt het gaat, welke beschadigingen er zijn, de staat ervan en liefst een foto onder verwijzing naar literatuur waarin de munt is aangetroffen. Ter nadere indentificatie worden nog andere gegevens verzameld. Een problematisch punt is eigenlijk altijd de reiniging van de gevonden munten. Door het vaak eeuwenlange verblijf in de bodem is er in scheikundig opzicht van alles met de munten gebeurd. Hoe zuiverder het edel metaal van de munten, hoe eenvoudiger ze zijn schoon te maken. Het reinigen dient overigens door ter zake kundige mensen te geschieden. Het zou niet de eerste keer zijn dat op zichzelf uiterst gaaf uit de bodem tevoorschijn gekomen munten door onoordeelkundig reinigen volledig zijn vernield. Een van de instellingen in Nederland die zich met de determinatie, beschrijving en reiniging van gevonden munten bezig houdt is het Koninklijk Penningkabinet te Leiden. Schatvondsten en interes sante losse vondstmunten worden door deze instelling op vakkundige wijze gereinigd. Dichter bij huis kan eerste hulp worden ingeroepen van bijvoor beeld de Numismatische Kring Zeeland of het Provinciaal Depot Bodem vondsten. Deskundige determinatie en reiniging zijn niet alleen in het belang van het behoud van cultuurgoed maar zijn zeker in het belang van de vinder. Deze verwerft hierdoor bijvoorbeeld een betere uitgangspositie zodra hij de vondst te gelde wil maken. Om het belang van de registratie van muntvondsten en los gevonden munten te illustreren wordt hieronder nader ingegaan op de muntvondsten die tot nu toe uit Zeeland bekend zijn. 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 36