Klank en weerklank van Don Quichote
Serge Dorny
De sfeer van de Spaanse glorietijd, de
Siglo de Oro willen wij in het
programma van het Festival van
Vlaanderen 1992 oproepen via de
figuur van Miguel Cervantes
(1547-1616) en diens meesterwerk
El ingenioso hidalgo Don Quijote de la
Mancha.
Tijdgenoot van grote geesten als
Shakespeare en Montaigne, kende
Cervantes een zeer bewogen leven:
als soldaat verloor hij de linkerhand in
de slag bij Lepanto, later was hij
gevangene van de Turken, een kleine
reizende functionaris, verstrikt in zijn
koopmansboeken, en steeds
achtervolgd door geldproblemen en
grote tegenslagen. Vanaf zijn jeugd
werd zijn fantasie overspoeld door rijke
en bonte avonturen. De vele
herinneringen woekerden voort en
vonden hun neerslag in zijn literaire
oeuvre, dat met Don Quijote een
hoogtepunt bereikte. Doorheen de
hoofdfiguren Don Quichote en Sancho
Panza, en de meer dan vijfhonderd
bijfiguren, schildert de auteur een
tijdsbeeld: via de satire evoceert hij het
wankelend tijdsbeeld (ondermeer
gesymboliseerd in de achterhaalde
ridderidealen), en hekelt hij keizer
Karei V, de Katholieke Kerk en het
sluipende verval van de Spaanse
macht.
Ondanks de uiterlijke onrust van
Cervantes werd Don Quijote een
gelijkmoedig meesterwerk. Zonder
enige twijfel is Don Quichote een
afspiegeling van de auteur en zijn
Pancracio de Roncevalles, Sancho
Panza, en de anderen evenzovele
terugkaatsende beelden van
Cervantes. Bovendien is het verhaal zo
universeel dat het moeiteloos vier
eeuwen cultuurgeschiedenis overspant
en ons vandaag nog kan boeien.
Er is echter een bijzondere reden
waarom een muziekfestival zijn oor bij
Don Quijote te luisteren legde: het
verhaal heeft immers een opvallende
'muzikale' dimensie.
Enerzijds schetsen talrijke passages uit
deze ridderroman een panorama van
het zestiende-eeuwse en vroeg
zeventiende-eeuwse muziekleven in
Spanje. Doorheen de fantastische,
bijna hallucinante verhalen defileren
zangers, dansers, allerlei instrumen-
tisten, en duiken verwijzingen op naar
instrumenten, muziekspelen en poppen
theatervoorstellingen uit die tijd. Uit
Cervantes' werken blijkt dat hij goed
vertrouwd was met de belangrijkste
collecties romances die verschenen in
Spanje voor en tijdens zijn leven - en
waarvan er een aantal in het festival
programma worden opgenomen. De
lezer die Don Quichote op zijn
zwerftochten vergezelt, ontmoet
figuren, uit alle lagen van de bevolking,
die midden in het verhaal een romance
aanheffen. Zo bijvoorbeeld kruisen Don
Quichote en Sancho Panza nabij El
Toboso een landbouwer die de
romance zingt Slecht verging het u, o
Fransen, in de slag bij Roncevalles.
In Cervantes' geschriften vindt men
ook verschillende referenties aan
vocale composities. De Spaanse
muziek had toen reeds een enorme
graad van technische perfectie en
expressieve kracht bereikt. De
renaissance in de Spaanse muziek
groepeerde een imposante schare
componisten: Antonio de Cabezon,
Francisco Guerrero, Luis Milan en Luis
de Victoria. In hun vocale - seculiere
en sacrale - composities, in hun
instrumentale werken voor luit en
klavier, in hun dramatische muziek
voor het lyrische theater, in hun
expressieve dansen, gaande van
pavanes tot bailes, kwam het
wezenlijke karakter van Spanje en
haar bevolking tot uiting, een mengsel
van diep ascetisme en wellustige
hartstocht.
Anderzijds heeft deze ridderlijke satire
verschillende componisten
geïnspireerd. Geen ander werk kon
zich over de eeuwen heen verheugen
over de belangstelling die Don Quijote
te beurt viel: balletten, theaterstukken
en andere literaire werken werden erop
geënt. De inherente muzikaliteit in Don
Quijote inspireerde menig componist
om het werk te toonzetten: Purcell en
Telemann componeerden suites;
Paisiello, Telemann en Salieri opera's.
Mendelssohn, Donizetti, Massenet en
de Falla volgden later hun voorbeeld.
In de meeste composities wordt één
elemant uit de roman geselecteerd en
als zelfstandig geheel uitgewerkt: vaak
wordt teruggegrepen naar het gevecht
met de windmolens, het verhaal van de
tinnen helm van Mambrino, of de
bruiloft van Camacho.
De best geslaagde toonzetting is
ongetwijfeld het symfonisch gedicht
van Richard Strauss. Strauss was net
als Cervantes een dromer, en een
groot idealist. Dit stelde hem in staat
het personage van Don Quichote in te
voelen. Strauss ontwikkelde het Don
Quichote-gegeven, als "fantastische
variaties op een ridderthema"
(variatievorm). Het werk is veeleer een
studie van het personage, dan wel een
gereduceerde versie van de roman. De
muziek evoceert Don Quichote die
bezeten is door de lectuur van
ridderromans, zich steeds meer met
zijn voorbeelden/droombeelden
identificeert, ten strijde trekt en zijn
geliefde Dulcinea verovert.
In vergelijking met de vrije interpretatie
van het oorspronkelijke gegeven bij
Richard Strauss, leunen de libretti van
Telemann (Don Quichotte oder der
Löwenritter) en Mendelssohn (Die
Hochzeit des Camacho) daarentegen
vrij nauw aan bij het verhaal van
Cervantes. Beide componisten grijpen
terug naar de landelijke huwelijks
processie waarop Don Quichote en
Sancho Panza zichzelf uitnodigen.
De Spaanse folklore wordt in de
muziek van Telemann via ritmiek en
instrumentatie volledig geïntegreerd.
Beide componenten worden als hulp
middel gebruikt om tijd en plaats te
situeren en te definiëren. Felix
Mendelssohn was zestien toen hij zijn
avonturenverhaal van Don Quichote
Die Hochzeit des Camacho toonzette.
De dramatische uitwerking stelde de
jonge componist voor problemen
omdat hij de ontelbare episodes van
het verhaal en de verschillende facetten
van het personage onvoldoende kon
synthetiseren. De dialectiek tussen
schizofrenie en de tragiek van de
figuur Don Quichote kwam in de tekst
behandeling niet helemaal tot uiting:
"c'était Ie problème de l'ironie et
subséquemment celui de la possibilité
d'en faire fagon dans une partition
lyrique" (Kienzl). Mendelssohn had een
romantische - dus moderne - muziek
geschapen en had in Don Quichote
wel degelijk de authentieke romantische
mens gezien, die ten strijde trekt tegen
de burgerij. Muzikaal behoort het tot
het beste wat hij ooit schreef.
150