"Het Zeelandgevoel" (10) Zeeland: zee en land
wm/m
Charles de Coster
Kranten in Antwerpen en Brussel
deelden onlangs mee, dat een
Belgische schilder, Adolf Dillens, en
een Belgische schrijver, Charles de
Coster, zich zouden inschepen voor
Nieuw-Zeeland. Zij prezen uitbundig de
moed van de beide reizigers, maar
beklaagden hun ongelukkig lot. Ze lieten
zelfs doorschemeren, dat beiden wel
eens door de Nieuw-Zeelanders met
huid en haar verslonden konden
worden.
Staande op de brug van de Aquila
maakten de schilder en de schrijver
zich daar geen ogenblik ongerust over,
want ze wisten dat men in het Zeeland
Die dokter Forchaux had hun
gedegen informaties verstrekt over hun
reisroute en hun elk ook een fles
Jamaica-rum meegegeven. En uit
vrees dat zij op een gegeven moment
niet aan eten zouden kunnen komen,
hadden zijzelf, naast andere proviand,
ook gerookt rundvlees in hun tassen
meegenomen.
Het was mei. De lucht was helder
en de zon scheen warm. De twee
vrienden moesten de loop van de
Wester-Schelde volgen, de Hont, die
deze naam gekregen heeft omdat men
op zekere keer een gat in een van de
overspoelen. Dit bleef het uitzicht op
het land langs vrijwel de gehele
vaarroute: een dorp of een stadje duikt
ineens op en verdwijnt weer, vooral als
het water wat deint. De huizen lijken op
een niveau te liggen dat lager is dan
dat van de werkelijke horizon en vooral
dan dat van het watervlak - en dit
laatste is ook zo: slechts heel lage
dijken beschermen ze tegen de
watervloed.
Soms, vooral bij onweer, lijkt het of
een schip in de verte met zijn kiel niet
het water klieft, maar de lucht.
Als de boot bij een steiger aanlegde,
bekeken de beide toeristen aandachtig
waarheen zij op weg waren, doorgaans
geen schilderskoteletten of dichters-
hersenen eet.
Bepakt en bezakt waren ze vertrok
ken uit de haven van Antwerpen, met
een weitas die dienst deed als ransel
op de rug en een wandelstok in de
hand. Ze genoten van de geur van de
uitstekende sigaren die een vriend hun
had meegegeven - een man die zó
lang is, dat men zegt dat hij door zijn
haren heen is gegroeid.
dijken dichtgestopt heeft met een hond.
Ze moesten tussen de kust van
Hollands of Zeeuwsch-Vlaanderen en
die van het eiland Zuid-Beveland
doorvaren om in Vlissingen te komen.
Ze lieten hun blikken naar alle
kanten gaan. Af en toe kregen zij,
boven de rand van het water, een
enkel rood dak of het bovenstuk van
een kerktorentje te zien. De rivier was
nogal woelig, en het leek of het water
de bouwsels elk ogenblik kon
de personen die aan boord kwamen.
De meesten van hen hadden grijze of
blauwe ogen, die diep onder de wenk
brauwbogen verzonken lagen, en hun
blik was die van mensen die gewend
zijn aan wijdse vlakten: de zee of de
eindeloze polders.
Dillens en De Coster staarden
dromerig voor zich uit. Tegen de
verschansing geleund genoten zij van
hun sigaren en hielden zich bezig met
123