"Het Zeelandgevoel" (10) Zeeland: zee en land De Zeeuwen De Zeeuwse boeren hebben ons niet opgegeten. Dillens maakt ijverig tekeningen van de verschillende mensentypen in deze streek. Hij heeft Zeeland veroverd op de algemene onverschilligheid. Het scheen te dicht bij ons te liggen om waard te zijn bestudeerd te worden. Op dit moment, waarop allerlei oude zeden en gewoonten verdwijnen, moet men deze in de vlucht nog grijpen. Vreemd is dit volk, waarvan de boeren lijken op grote heren! Komt dit door het temperament? Door discipline? We weten het niet. Kalm, gereserveerd, zeker van zichzelf, zien ze u komen. Ze kennen geen overdrijving - een eigenschap die men edel noemt. Dat zij slank en getaand zijn, spreekt vanzelf: daar heeft de zon voor gezorgd. Bijna allen zijn mager: een dik mens is een zeldzaamheid. Bij de mannen overheersen bruine ogen, bij de vrouwen grijze of blauwe. De vrouwen zien er charmant uit en hebben soms zulk een blanke of rose kleur dat ze van porselein lijken. Tot de kinderen toe is iedereen kordaat en van niemand bang. Dit mensentype doet merkwaar digerwijze denken aan het beste en mooiste dat we van het Saksische ras weten. Een enkele maal ziet men een wat breder gezicht, maar dan blijft het toch fijn besneden en energiek: lymfe, gal en zenuwen - ook bloed, maar het overheerst niet in het karakter. Soms zijn de hoofden in grote vlakken gehouden, recht, met een lange neus, grote ogen en een dunne mond. De verfijnde typen vindt men vooral in de omgeving van Middelburg. De vrouwen, en we bedoelen daarbij steeds de boerinnen, zijn knap, vrolijk, zelfverzekerd en lief, en men kan van hen opaan. Ze geven zich geen bepaalde houding, tenzij als ze lopen, want hun gang is zeer trots. Het lijkt wel of ze, net als de dames van de wereld, geleerd hebben met een rechte rug te gaan. Vrolijk als een vink, zullen ze in geen geval doen of ze engelen zijn, maar ik heb nog nergens zoveel oprechte vrolijkheid en zulk een onschuldige lachlust gezien. Ik weet niet of zij ook niet een beetje lachen uit behaagzucht en om te laten zien hoe mooi ze zijn. Overal weet men wat men wil, waarbij we enkele scrofuleuse typen uitzonderen, die, bleek en opgeblazen en met enorme lippen, door het noodlot voorbestemd zijn tot dienstbaarheid. Dit slag mensen komt niet veel voor en men vindt het vooral in de steden. Bij de getrouwde vrouwen heeft het gezicht, doordat zij verantwoordelijkheid hebben gekregen en leiding moeten geven, ernstiger trekken gekregen. Zij zijn uitgeslapen. De vrouwen hebben over het algemeen zulk een neiging om de taal te verzachten in hun uitspraak, dat enkele meisjes uit het volk in Middelburg ons doodgewoon 'bonjour' niet als 'bonzjoer', maar als 'bonjoer' uitspreken. Uit hun mond klinkt het zeer welluidend en lief. Zelfs de armste klassen bezitten een ingeboren gevoel voor beschaving. In de calvinistische dorpen wordt men zelden ruw bejegend. Het volk is intelligent, zowel in de steden als op het platteland. De fijn- besneden gezichten passen bij het karakter. Er was een rijke boerendochter die, dank zij de bemiddeling van een vriend van ons, de vrouw geworden is van een even rijke baron. Hij nam haar mee naar Parijs. Toen zij daar aan kwam kende zij geen woord Frans. Maar ze had maar één jaar nodig om even goed Frans te kunnen spreken als de meest Parijse van de Parijse dames. De kleding, de gewoonten en de zeden, zijn streng omschreven en vastgelegd. Zodra de kinderen lopen kunnen worden zij gekleed als hun vaders en moeders. De kleding van de meisjes lijkt tot in de kleinste details op die van hun moeders. De stijve langetten (galons van stijf mutsenkant), het kleine mutsje, de vorm en de stof van het lijfje, de schort, de onderrokken, de kousen, de fluwelen schoenen met zilveren of verzilverde gespen; de hoofdnaald (de geciseleerde plaat die op het voorhoofd gedragen wordt), de oorhangers, die aan vergulde spiralen hangen (krullen- bellekens), de halsketting van koraal of granaatsteen met gouden sluiting - kortom alles, is juist eender. De boeren dragen de haren lang in de nek: ze reiken iets verder naar beneden dan de oren en zijn boven de jaskraag zuiver horizontaal afgeknipt. Op het voorhoofd wordt het haar even radicaal recht afgeknipt op een of twee centimeter boven de wenkbrauwen. De boeren zijn zeer gehecht aan hun lange haar, dat een teken van onafhankelijkheid en vrijheid is. Ongetwijfeld bewaren ze nog een vage herinnering aan hun strijd voor de vrijheid. Dat een recruut kortgeknipt moet worden, is voor hem het eerste teken van de militaire 'dienstbaarheid'. Hun kostuum is aan geen enkele mode onderhevig. De katholieke geestelijken echter doen hun best om de boeren hun fel gekleurde wambuizen te doen afleggen en de protestantse dominees voeren op gelijke wijze campagne tegen de twintig knopen van zilveren filigraan. De meisjes daaren tegen laten hun haren al onder hun muts uitkomen tot op het voorhoofd, en ze lachen om de beledigende en grove scheldnaam die men geeft aan hen, die hun bruine of blonde lokken aan iedereen durven te laten zien. Deze opstandigen bereiden een revolutie in de kleding voor, in afwachting van die welke in de zeden zal plaatsvinden. De tijd dat calvi nistische geestelijken de preekstoel beklommen met schaar en scheermes, en dreigden de snorren van de mannen af te scheren, en het haar waarmee de vrouwen pronkten af te knippen, is lang voorbij. De burgermeisjes laten het haar op de rug hangen; de burgerdames zijn er op uit hun haar te laten zien, als zij het hebben, en pronken anders met andermans haar. Bepaalde meisjes uit het volk durven - vooral op zondag - nog niet hun hele haar te laten zien, maar laten het - ongehoorzaam aan de strenge voorschriften van het calvinisme - van voren in revolutionaire krullen onder hun muts uitkomen, zoals de boerinnen doen. De boer is sterk aan zijn gewoonten gehecht. Het zal nog vijfentwintig of vijftig jaar duren voor zijn kleding veranderd is - en minstens een eeuw voor hij zijn opvattingen veranderen zal. De grote strohoeden van de vrouwen deden me denken aan de Pompadoer- herderinnenhoeden van enkele jaren geleden. De tekening en de vorm van de zilveren platen dateren van nauwelijks langer geleden dan de zestiende eeuw. De sloten van de bijbels zijn in renaissance-stijl uitgevoerd, maar het is de rococo-stijl die overal nawerkt; in de huizenbouw, bij de binnenhuisdecoratie, zelfs in de 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 7