"Het Zeelandgevoel" (11Bij Zijpe en elders BIJ ZIJPE Een zwaar verroeste maan wordt uit het Zijpe opgetild, een op de heidenen met pijn heroverd schild. Zo gaat zij schoksgewijs maar later stil omhoog over de polder. En dan staan wij oog in oog besluiteloos als toen. Het huis heft moe het dak, nog steeds in afweer tegen kwaad en ongemak. De gammele zwarte schuren rond de binnenplaats, vroeger als geteerde schepen even buitengaats, zijn door wat loodsen van beton vervangen, ik zie geen slierten stro van nesten hangen. Door een haag van magere frambozenstruiken schemert het vale rood en wit van luiken. Veilig verpakt staat alles in een zilver vlies, ook populieren die ik planten hielp. Nee niets heeft meer iets panisch in de avonddamp. Een uil vliegt kalm op van de buis der buitenlamp of hij er al die jaren door gezeten heeft. Wordt als ik weg ben niet geleefd? Hier was het, de konijnen gingen dood, ziekte en tocht waren niet uit te bannen. Moedeloos sterven mocht, maar gaat niet zomaar, uitstoelende helianten verdedigden verwoed de zonnekanten. En kleine stille padden dwaalden tot onder de bedden uit het klompenkot. Ik zie ons ramphuis in het maanlicht staan en wil uit heimwee nooit meer binnengaan. Over de weg naar Sirjansland zwermen opvallend veel zwaluwen. Misschien is het al verzamelen geblazen. Er zijn vogelaars, zo weet ik uit een NRC-stukje van Koos van Zomeren, die aan de zwaluwgeluiden kunnen horen of er een boomvalk of een sperwer in de buurt is. Zover zal ik het nooit brengen. Ik wil even langs Schuddebeurs om een blik te werpen op Heesterlust. Toen het landgoed er nog verwaarloosd bijstond, heb ik vaak in de tuinen gewandeld. Dat kan niet meer. Ertegenover had je de kroeg en dat mooie speeltuintje met zijn gammele wip, schommel en glijbaan. Was er eigenlijk wel een glijbaan? Al lang is er intussen een riante hostellerie gegroeid uit dat boerige cafeetje. Aan de toegang staan nu zelfs twee bronzen obers met Efteling-smoeltjes. De ene maakt een uitnodigend gebaar en heeft als opschrift 'Welkom'. Zijn vakbroeder steekt ten afscheid een hand op en is getekend met de woorden 'Tot ziens'. De populaire middenstandswens 'Prettige dag verder' ontbreekt nog. In Brouwershaven is de stemming gedrukt. De regen druipt langs de kramen van een triestige rommelmarkt. Verveelde vakantiegangers met al even verveelde kinderen, allen in zuurstokrose of glittergroene regenjakken gestoken, weten duidelijk met hun tijd geen raad. Voor een mooie streek zijn oorlog en overstromingen natuurlijk het ergst, maar toerisme is ook niet mis. De stoere Nicolaaskerk staat ter restauratie in de steigers. Ik herinner me hoe lyrisch timmerman Quant uit Zierikzee kon vertellen over de houtconstructies in die kerk. Af en toe ging hij ze eens bekijken en besefte dan weer goed, dat zijn vak meer inhield dan de fabricage van nieuwbouwkozijnen. In de beste stemming ging hij weer naar zijn werkplaats. In Haamstede is de landerigheid al even bedrukkend. Grote drommen jongeren lopen over de weg met zakken friet en blikjes frisdrank. Misschien zijn ze heel tevreden, maar ik begrijp dat ik hier niet moet zijn, In de buurt van Ellemeet zie ik een bordje 'Kamers vrij'. Ik wil wel een nacht overblijven, maar er blijkt helemaal geen plaats te zijn. Volgens de man van de verhuurster die achter de deur zit te brommen, zit de hele Westhoek nog vol. Ik vind het eigenlijk wel een prettig bericht en besluit uit te wijken naar Steenbergen. 168

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 16