Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (lil) L. J. Bol Cornelis Jacobsz. de Zeeuw, Het Huisgezin van Pierre de Moucheron, 108 x 246 cm; Amsterdam, Rijksmuseum. Zestiende eeuw Over Ferdinand Storm van Zierikzee, Gijsbert Thomasz, Cornelis Jacobsz de Zeeuw en Daniël van den Queeckborn1 Na de bespreking van leven en werk van Jan Gossaert genaamd Mabuse gaan we met zevenmijlse stappen naar de periode die aanvangt met de overgang van de zestiende-eeuwse naar de zeventiende-eeuwse schilder kunst in Zeeland. Onderweg daarheen passeren we vluchtig, zonder ons bij details op te houden nog enkele schilders, die in tegenstelling tot Gossaert, artistiek Antwerpsgericht zijn: Ferdinand Storm van Zierikzee, die van 1537 tot 1557 in Spanje heeft gewerkt als schilder van altaarstukken, welke onder andere nog aanwezig zijn in de kathedraal van Sevilla. Van zijn verdere leven en werk is weinig bekend. Gijsbrecht Thomasz, die ondermeer een Laatste Oordeel schilderde met vele naaktfiguren (1560) voor de Schepenzaal van het Middelburgs stadhuis. Het schilderij ging bij de brand van 1940 verloren. Mogelijk is hij in Antwerpen opgeleid, te oordelen naar de stijl van zijn werk. Cornelis Jacobsz de Zeeuw, portret schilder, die in de liggeren van het Antwerpse gilde voorkomt, in welke stad hij van 1540 tot 1565 werkzaam was, later naar Engeland verhuisde waar nog veel van zijn portretten voorkomen. Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit van hem een Portret van een jonge man, gedateerd 1563 en een groot hem toegeschreven Portret van de Antwerps-Middelburgse koopman Balthasar de Moucheron met zijn vrouw, hun achttien kinderen, een schoonzoon en een kleinkind (afb. Ij. Christiaen Jansz van Bieselingen (Delft? 1557/58-1600 Middelburg), schilder van portretten en religieuze voorstellingen (David en Abigael, Rijksmuseum, Amsterdam) en portretten. Drie Schutterstukken van de Middelburgse kloveniers, gedateerd 1588 en 1589 gingen bij de stadhuis brand in 1940 verloren. In het kleine aantal portretten dat bekend is van Zeeuwse patriciërs, magistraten en kooplieden, na 1550 geschilderd, valt niet zoveel overeen komst en samenhang te ontdekken dat we zouden kunnen spreken van een Zeeuwse (c.q. Middelburgse, Zierikzeese) School. De portretschilder Daniël van den Queeckborn, in Antwerpen geboren, werd daar in 1577 als meester in het St.-Lucasgilde ingeschreven. In 1585, na de inname van zijn vaderstad door de Spaanse veldheer Parma, week hij uit naar Middelburg. In dat jaar betaalt hij zijn "incomgelt" voor het Middelburgse St.-Lucasgilde, weldra heeft hij er "eenen knecht" en "leerjonghens", en 1590 was hij "beleeder" (bestuurder) van het Gilde en in 1593 blijkt hij nog in de Zeeuwse hoofdstad te wonen2. Minstens acht jaar heeft hij dus in Middelburg verbleven. Blijkens een post in de Stadsrekeningen van Arnemuiden uit 1589/90 heeft Meester Daniël schilder tot Middelb(urch) betaling ontvangen voor het schilderen van portretten van Prins Willem I van Oranje en zijn zoon Maurits, ongeveer 20 gulden per stuk Deze portretten zijn nog altijd op het Raadhuis van Arnemuiden aanwezig. Beide doeken hebben dezelfde afmetingen (110 x 84 cm); de voor- 175

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 23