Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (III)
smaad te vrezen! Het lijkt me een
uitvloeisel van het moraliserend
karakter dezer zogeheten genre
stukken. De meester wilde niet dat men
zou constateren dat het echtpaar XYZ
te Middelburg of elders minachtens-
waardige lieden zijn; hij wilde een
geschilderde parabel geven en plaatste
die in de verleden tijd als de
gelijkenissen in de Bijbel: "Daar was
een zeker man in zekere stad
"En daar was een zeker rijk mensch,
en hij was gekleed met purper en zeer
fijn lijnwaad
Bij Carel van Mander kunnen we lezen
dat er van Marijn de Seeu in Zeeland
veel panelen werden aangetroffen.
Hij noemt alleen: "Eenen Tollenaar
sittende in syn contoor" bij Wijntgis te
Middelburg en karakteriseert Marinus'
werkwijs als volgt: "Hij hadde een
veerdighe handelinge op de nieuwe
manier, doch meer rouw als het, bij dat
icker van heb ghesien." Schilderwijze
en kleurstelling mishaagden blijkbaar
de geijkt academische Van Mander.
Ook Buchelius in zijn Res Pictoriae
(1590-1605; uitgave Hoogewerff en
J.Q. van Regteren Altena, Den Haag
1928, p. 39) schrijft: "Marinus van
Romerswael, rou in zijn schilderen,
maer goet van ordonnantie." (Hij had
blijkbaar Van Mander gelezen).
Hebben de geldmannen, bankiers,
ontvangers deze weinig vleiende
schilderingen van hun bedrijf en wezen
in kantoor en woonhuis opgehangen?
Wellicht ontgaat de tijdgenoot dikwijls
het hekelend element. Hoe anders zou
de Spaanse koning de voor ons gevoel
welhaast monsterlijk-satirische
uitbeeldingen, hoe prachtig ook
geschilderd, die Goya van Zijne
Majesteit en de zijnen gaf aanvaard
hebben?
Reymerswael heeft bijna uitsluitend de
verontruste, wroetende of de gekwelde
mens geschilderd. Behalve door of om
het geld bekommerden beeldde hij
vele malen de Heilige Hiëronymus af12,
die hij meest als een uitgevaste, holle
fanaticus voorstelt (afb. 4). De strekking
van zijn oeuvre wordt benaderd in
Roemer Visschers regels:
"Waerom wilt ghy soo neerstich
wroeten
Om wysheyt te leeren of ryckdom te
verwerven:
Solon en Cresus zijn doodt en ghy
moet sterven.
Met dit verschil dat uitgang en besluit bij
Roemer epicurisch, bij Reymerswael
ascetisch zijn. Ontneem aan zijn
bankiers- of tollenaarskantoor en
Hiëronymus' studeervertrek de
menselijke figuur, er rest een vanitas-
stilleven: folianten, paperassen,
goudgeld, een blaker met ver
opgebrande kaars; kruisbeeld en
doodshoofd.
In dit verband is een vrij grof
geschilderde - inderdaad "meer rouw
als net" - Hiëronymus uit Reymerswaels
omgeving iconologisch belang
wekkend12. De heilige, in het lakrood
gekleed, gezeten voor een mosgroene
toog, heeft behalve de bekende
attributen (crucifix, geschriften, kaars
en doodshoofd) een boeketje bloempjes
in een glas, een walmende lamp - beide
vergankelijkheidssymbolen - en een
gekooide vink in zijn omgeving, terwijl
opschriften aan de wand "Respice
finem" en "Homo bulla" de manende
intentie nog verduidelijken.
Er is ook een Maria met Kind van
Reymerswael bekend, in halffiguur.
Er zijn wederom enige versies van.
Ik kom in verleiding die in het Prado13
(afb. 5) als een Gereformeerde
Madonna te kenschetsen. Zij is geen
verheven hemelskoningin, geen
glimlachende Onze Lieve Vrouw, een
moeder, nu al bekommerd over het lot
van haar zoon.
In een Antwerpse inventaris van 1642
vinden we nog een ander onderwerp
van Reymerswael genoemd: Een
Lucretia van Romerswael!4. Wederom
een gekwelde mens.
Men heeft Reymerswael wel voor
gesteld als een imitator-plagiator van
Quinten Massys. Ten onrechte.
Hij moge zich Antwerps geschoold en
gericht bekennen15, zijn themata bij
Massys geborgd hebben, zijn werk
heeft een eigen karakter en een
persoonlijk coloriet. Hij onderscheidt
zich van Massys door een verhevigd
realisme, door zijn getourmenteerdheid,
een hoekige, nerveuze lijnvoering.
Het krinkelend tegenstrevend perka
ment, hem dierbaar requisiet, kon
welhaast signatuur zijn en embleem
voor deze weerbarstige meester. Hij is
geen zachtmoedige als Massys, wel
ontvankelijk, zelfs kwetsbaar maar
tevens strijdbaar. Van neiging tot het
weke, als Massys soms vertoont, vindt
men geen spoor bij deze stugge
Zeeuw. Zend uwe kat naar Engeland,
zij zegt miauw als ze terugkomt.
NOTEN
1 Zie G.J. Hoogewerff, De Noord-Nederlandsche
Schilderkunst IV, 's-Gravenhage 1941 /'42; A.B.
de Vries, Het Noordnederlands portret in de
2de helft der 16e eeuw, 1934.
2 Zie mijn art. Twee Oranje-portretten van Daniël
van den Queeckborn in Phoenix, Jaargang 3,
1948, pp. 103-107, met 2 afb.
3 Literatuur: M.J. Friedlander, Die
Altniederlandische Malerei, Bd. XII, Leiden
1935, pp. 69-76, T. XXXI-XXXIV; Hoogewerff,
op. cit., Dl. IV, pp. 454-472.
4 Ph. Rombouts en Th. van Lerius, De Liggeren
en andere historische archieven der
Antwerpsche St.-Lucasgilde, I, Antwerpen z.j.
1872), p. 25.
5 Adrianus 's Gravezande, Tweede
Eeuwgedachtenis der Middelburgsche Vrijheid,
Middelburg 1774, p. 98.
6 Zie H.E. Greve, De Bronnen van Carel van
Mander, Den Haag 1903, pp. 23,123 en 163.
7 Hoogewerff, op. cit. dl. IV, p. 455.
8 Zie mijn artikel Philips Angel van Middelburg
en Philips Angel van Leiden, in Oud-Holland
LXIV, 1949, p. 2-9.
9 Zie M.J. Friedlander in Pantheon 19341.
10 M.J. Friedlander, Altniederlandische Malerei,
Bd. XII.
11 Zie H.E. van Gelder in Nederl. Kunsthistorisch
Jaarboek, 1947 (Den Haag), p. 48. Drie
exemplaren, gedateerd 1538, alle gesigneerd
Reymerswaele Marinus me pinxit, in de musea
te Madrid (Prado), München en Nantes (zie
Friedlander, op. cit., p. 184); twee van 1540 te
Florence en Kopenhagen (met binnenkomende
knaap); een te Dresden. Zie ook Hoogewerff,
op. cit. IV, p. 468.
12 In een Jubileumtentoonstelling in Tilburg 1948,
cat.nr. 54.
13 Madrid, Prado; 61 x 46 cm. Een andere versie
in particulier bezit was te zien op een expositie
in Düsseldorf in 1904 (zie Friedlander op. cit.
XII, p. 183).
14 Zie J. Denucé, De Antwerpsche konstkamers,
Amsterdam 1932, p. 97. Voor een catalogus
van zijn werken zie Friedlander en Hoogewerff,
op. cit., waar behalve het Hiëronymus-, het
Accijnspachter- en het Bankiersthema nog de
rustieke Madonna en een enkel portret vermeld
wordt.
15 In 1509 wordt "Moryn Claessone Zeelander"
bij de glasschilder Symon (van Daele) te
Antwerpen als leerling vermeld (Antwerpse
Liggeren I, p. 71Hij wordt algemeen
vereenzelvigd met "Maryn de Seeu van
Romerswalen" bij Van Mander. Over een
leeftijd bij Q. Massys is niets bekend. Er is ook
nauwe aanraking met Jan van Hemessen.
180