"De Schoone Waardin" in gesprek met dichter Ed Leeflang Gerdi Preger Inleiding: Een heel bijzondere gast in het culturele zondagmorgenprogramma "De Schoone Waardin" bij Omroep Zeeland was de bekende dichter Ed Leeflang. Bijzonder, omdat Leeflang er in het verleden regelmatig blijk van had gegeven niet zo happig te zijn op interviews. Hij stond bekend als "nogal moeilijk benaderbaar" en iemand die hoge eisen stelt, dus ik hield met kloppend hart die bewuste zondagmorgen de voordeur van het studiocomplex in Oost-Souburg in de gaten rond het tijdstip, dat Leeflang werd verwacht. Stel dat het absoluut niet zou klikken tussen ons....dat hij zich helemaal zou afsluiten....dat er van een echt "gesprek" geen sprake zou zijn....Het was een direkte uitzending, dus wat er op dat moment werd gezegd, kwam rechtstreeks de huiskamers binnen! Het was een plezierige verrassing om te ontdekken, dat de niet al te grote, donkere man van middelbare leeftijd die rond half elf binnenstapte een zeer aimabel mens bleek te zijn, die volop bereid was mee te werken aan de totstandkoming van een interessant en aardig programma. We hadden de in Amsterdam wonende dichter uitgenodigd, omdat hij gedeeltelijk een Zeeuws verleden heeft. Van 1962-1974 was hij leraar Nederlands aan het Professor Zeemanlyceum in Zierikzee (hij was daar ook enige jaren conrector) en heeft in die periode ongetwijfeld heel wat jonge mensen beïnvloed met zijn ideeën over de Nederlandse taal. De Zeeuwse natuur, de mensen, de mentaliteit en de gebeurtenissen in die twaalf jaar in onze provincie hebben natuurlijk ook hun sporen nagelaten in het gedachtengoed van Leeflang. Een vruchtbare wisselwerking dus, waar zeker iets van terug te vinden moest zijn in de uitzending. "Hier gaan over het tij de maan, de wind en wij" Deze regels van Leeflang staan op een plaquette bij de Oosterscheldekering. Zo zijn Zeeland en Leeflang voorgoed met elkaar verbonden en dus leek het een goede gedachte de uitzending met deze regels te beginnen. Ed Leeflang had Zeeland al verlaten, toen hij in 1979 - op 50-jarige leeftijd - debuteerde met zijn bundel "De hazen en andere gedichten". Een bundel die veel bijval kreeg en waarvoor hij in 1980 de Jan Campertprijs voor poëzie mocht ontvangen. Leeflang kreeg in 1991 - vier bundels later - de A. Roland Holstpenning, een literaire erkenning waar deze "schilder met de pen" oprecht blij mee was. Dat de gedichten van Ed Leeflang worden gewaardeerd door een groot publiek blijkt wel uit het feit, dat zijn bundels herhaaldelijk zijn herdrukt. In het gesprek bij "De Schoone Waardin" begon Leeflang met een gedicht uit zijn nieuwste bundel "Begroeyt met pluimen": Gaan zitten Tegen de dijk leg ik mijn jas en raak de velduil, roestend in hoog gras Geluidloos valt hij op de wieken. Beneden langs de binnenplas benen de kievieten,rept zich grut naar alle kanten, paniek die spreeuwen op doet stuiven van grijze akkers; uit de greppels waaien rafelige duiven. Steeds verder weg gaan kleine zwermen glinsterend op van groenig land. Niets dan de wil aan haar te denken, door nieuw gefladder voortgeplant, naar stille plekken van de dag waar doodsbang dutten moet of mag. VRAAG: Waarom heeft u juist dit gedicht gekozen? ANTWOORD: Ik denk om twee redenen. Het is een gedicht dat de bundel goed typeert - Kees Fens schreef in de Volkskrant, dat het een gedicht is waaruit blijkt, dat de geliefde en de natuur in zekere zin samenvallen. Waarin de natuur zich voordoet als een onbereikbare geliefde. Maar bovendien is het een gedicht dat gaat over een velduil. En dat is een Zeeuwse velduil, want het is Ed Leeflang. een keer gebeurd dat ik bijna bovenop die vogel ging zitten, op een dijk vlak buiten Zierikzee. V: Heeft u het ook geschreven in de periode dat u in Zeeland woonde? A.: Nee, veel later pas. V.: Dus u doet indrukken op, die u pas jaren later verwerkt in een gedicht? A: Oh ja...mijn eerste bundel verscheen in '79 en daar staan gedichten in die over mijn kindertijd gaan, dus die heb ik een leven lang bewaard. V.: Maar maakt u daar dan ook aantekeningen van of blijft het als een bruikbare herinnering in uw hoofd zitten? A.: Nou nee....maar ik heb ook wel dagboeken, waar wel eens wat in staat en waar wel eens iets uit komt als aanleiding voor een gedicht....maar zeker die eerste bundels zijn helemaal uit het geheugen ontstaan. V.: Tja, dan moet u toch een verdraaid goed geheugen hebben! A.: Dat heeft ieder mens. leder mens heeft een jeugd en heeft daar dingen in beleefd die voor hem van belang waren Dat is niet iets bijzonders, geloof ik. 162

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 4