"De Schoone Waardin" in gesprek met dichter Ed Leefiang De behoefte om het op te schrijven is natuurlijk wel weer wat anders. V.: En waaruit ontstaat zo'n behoefte om het op te schrijven? A.: Ik weet niet waar die uit ontstaat. Ik was een echt taai-kind, op de lagere school al. Ik vond het fijn om gedichten te schrijven. Toen al, toen ik nog maar een jaar of acht...negen was. Die liefde voor taal hebben sommige kinderen, zoals andere kinderen liefde voor biologie hebben of voor tekenen....of voor brandweerauto's. V.: Wat doet het u als u het zo voorleest. Komt dan hetzelfde gevoel naar boven als toen u het schreef of heeft dat niets meer met elkaar te maken? A.: Nee, dat heeft niets meer met elkaar te maken. Ik vind het mooi om een gedicht te laten horen, want ik hou erg van voorlezen. Dat vond ik op school ook altijd fijn om aan mijn klassen voor te lezen. Ik hou ook erg van zingen. Dat zijn dingen waar je van houdt, dus die doe je graag. V.: Hoe vindt u het eigenlijk, dat datgene wat ooit in uw hoofd "geboren" is eeuwigheidswaarde heeft gekregen op de Stormvloedkering....die paar regeltjes, die ik in het begin van de uitzending heb voorgelezen? A.: Ach, dat is leuk...ja. We waren een keer met een aantal schrijvers, die wel eens iets hadden geschreven over de ramp in Zeeland....nog voor de Oosterscheldekering werd geopend door Beatrix. Daar verscheen Neelie Smit-Kroes, de toenmalige minister van Waterstaat en die vroeg aan het gezelschap of er niet een mooie regel voor bedacht kon worden ....zo iets als op de Afsluitdijk stond. En toen zei Hans Warren in een hoekje: ik weet er al een.... "Na ons de zondvloed".... maar die is het dus niet geworden! V.: U bent op 21 juni 1929 geboren in Amsterdam als enig kind van een vader die grossierde in mode-artikelen en een moeder die haar eigen belangstelling voor muziek, liederen en taal op u wist over te dragen. Hoe deed ze dat? L.: We zongen onder de afwas in de keuken, "Merck toch hoe sterck" en dergelijke liederen "In 't groene dal, in 't stille dal" en zo. Zij hield erg van zingen Mijn ouders hadden niet meer dan lagere school, maar hadden toch een grote belangstelling voor cultuur. Vooral mijn moeder. Het feit, dat ze mij naar een Montessori-school stuurde, bewijst wel dat ze met geestelijke dingen bezig was. V.: U heeft daar wel de vruchten van geplukt, want u heeft na uw gymnasiumtijd colleges Frans en kunstgeschiedenis gevolgd, u heeft in de journalistiek en bij een uitgeverij gewerkt en uiteindelijk de studie MO-Nederlands gedaan. Na uw Zeeuwse periode bent u weer naar Amsterdam gegaan, waar u verbonden was aan de Montessori- afdeling van de Gemeentelijke Pedagogische Academie. Was u uitgekeken op Zeeland, toen u weer naar Amsterdam ging? A.: Ja, wel een beetje eigenlijk. In ieder geval op dat middelbaar onderwijs wel. Ik had de behoefte om eens iets anders te gaan doen na die twaalf jaar. Maar Zeeland heeft toch sinds 1962 een bijzonder plekje in mijn hart gehad. Ik kende het niet, toen ik hier kwam. Schouwen-Duiveland was toen nog een eiland en ik had een gevoel of ik de 19e eeuw binnenstapte. Het was heel bijzonder. V.: U schrijft al sinds uw 15e en toch heeft u tot uw 50e gewacht met publiceren. Wou u zelf niet of kon u geen uitgever vinden? A.: Op m'n 23e heb ik eens een manuscript ingestuurd voor een literaire prijs en dat werd eervol vermeld. Toen was er ook iemand, die het wilde uitgevenAd den Besten, toen een belangrijk poezie-redacteur. Die kreeg het manuscript en zei: er is een invloed van Lucebert merkbaar. Daar had hij gelijk in en ik schrok daar zo van dat ik het manuscript toen maar heb teruggevraagd. V.: U vond zichzelf niet goed genoeg? A.: Nee. Die invloed van Lucebert was er ook werkelijk. Toen kreeg ik het vreselijk druk met van alles en nog wat. Ik bleef wel schrijven, maar pas nadat ik uit Zeeland weg was, in de late jaren zeventig, begon ik dingen te maken, die me gingen bevallen. Het gekke is, dat ik ....en dat is misschien toch wel aardig om te vertellen...bij een uitgever beland ben, omdat ik op school een groot dichter ontdekte, een Zeeuwse dichter, uit Groede. Peter Simpelaar. Die heeft ook een prachtige bundel gepubliceerd, die heet "Verzamel de wolken op je gemak". Hij schreef een keer een opstel en daar stond in...dat voor de poezie de centrale verwarming eigenlijk de grote pest was! Dichters moesten wel degelijk op koude zolderkamertjes zitten dichten. Dat was zijn standpunt. Dat vond ik bijzonder. Die jongen kwam uit Oostburg van een school - hij zei nooit wat in de klas - en toen heb ik eens voorzichtig geïnformeerd of hij misschien poëzie schreef. Dat was zo. Hij kwam met een duizend gedichten na veertien dagen. Die heb ik toen meegenomen naar Amsterdam. Daar ontmoette ik de directeur van uitgeverij De Arbeiderspers. Die keek ernaar en zei onmiddellijk: dat geef ik uit. Dat was na twee minuten...Die bundel is toen ook verschenen. V.: Heeft U al uw gedichten bewaard? A.: Nee hoor, ik heb er ook heel veel weggegooid, voordat ik ze publiceerde. Ik ben onlangs verhuisd en toen heb ik er een heleboel opgeruimd waarvan ik dacht: dat wordt toch nooit meer wat. Je moet wel eens een keertje radicaal zijn. V.: Maar hoe kijkt u terug op die periode, voordat u ze uit ging geven? Bijvoorbeeld die gedichten uit uw puberteit? A.: Uit die periode zijn nog een paar gedichten bewaard, omdat die in een schoolkrant stonden. Daar kijk je met een zekere vertedering op terug. Dat was nog niks, maar je was al bezig. Een beetje zielig ziet het er soms ook wel uit. Gelukkig zijn ze beter geworden. V.: Was u in uw puberteit een jongeman, die volop in het leven stond ...meisjes, uitgaan en dat soort dingen....of leefde u toen in een bepaalde literaire wereld. A.: Ik was wel een beetje wereldvreemd. Vriendinnen had ik wel, ja zeker. Maar ik was erg gebiologeerd door een dichter....Marsman. En ik denk zelf, dat op die leeftijd - maar ook later wel - poëzie de plaats in kan gaan nemen van religie. Ik denk dus, dat ik een religieuze binding met dat werk had. Daar zat ook een bepaalde visie achter: het vitalisme....een ongeremde, onbeheerste liefde voor het leven. Dat predikte Marsman en daar kon ik mij goed in vinden. Ik was van huis uit helemaal niet religieus, ik 163

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 5