Zorgondermijnend beleid Over de 'afbraak' van de ziekenhuis-psychiatrie in Zeeland J.D. van Scheyen In een artikel in het Zeeuws Tijdschrift in 1986 werd vermeld dat de toenmalige plannen voor nieuwbouw en vernieuwbouw van drie algemene ziekenhuizen in Zeeland ook een risico inhielden. Een risico aangezien die plannen ondermeer zouden kunnen leiden tot een drastische reductie, in feite een halvering van de beddencapaciteit van de Psychiatri sche Afdelingen van de Algemene Ziekenhuizen, de PAAZ'en. Deze reductie zou er toe kunnen leiden dat voor ruim 150 psychiatrische patiënten geen adequate behandeling meer mogelijk zou zijn. Zo beschouwd konden de toenmalige beleidsvoorne mens uiteindelijk leiden tot een falend beleid. Die sombere verwachting is nu bewaarheid gelet op de nu ontstane situatie: 24 PAAZ-bedden in Zeeuws- Vlaanderen, 24 PAAZ-bedden in het onlangs geopende gerenoveerde Ziekenhuis Walcheren en het verdwijnen van de PAAZ-voorziening in het nieuwe ziekenhuis in Goes. Wat waren de consequenties van deze reductie in de capaciteit van de ziekenhuis-psychiatrie van omstreeks 100 naar 48 bedden? Indien het inderdaad gaat om de negatieve gevolgen van het betreffende provinciale beleid dan ontstaat ook de vraag: hoe is die capaciteitsreductie en dan ook vooral beleidsmatig in zijn werk gegaan? 'Modern beleid' Dat het betreffende beleid een negatieve uitwerking had, kan afgeleid worden uit een brief van 3 september 1992 van de Zeeuwse huisartsen gericht aan het College van Gede puteerde Staten in Zeeland. In die brief werd ondermeer het volgende vermeld. De daling van de PAAZ-capaciteit in Zeeuws-Vlaanderen van 48 naar 24 bedden en in Walcheren van 52 bedden in 1988 naar 24 bedden in 1992, heeft geleid tot toenemende problemen bij de opvang van psychia trische patiënten. Daarbij gaat het niet alleen om patiënten die voor het eerst psychiatrisch ziek worden, maar ook om die patiënten die reeds eerder in een PAAZ waren opgenomen en toen adequaat konden worden behandeld. Dergelijke patiënten dienen, aldus de brief van de huisartsen, in eerste aanleg in de eigen subregio en dan in een PAAZ te worden behandeld. Volgens de betreffende brief zijn hiervoor omstreeks 100 psychiatrische bedden nodig in de algemene ziekenhuizen. Het gereduceerde aantal van 48 is ontoereikend voor een verantwoordelijke hulpverlening. Kortom, in de betreffende brief wordt gepleit voor een terugkeer naar de oude situatie. De conclusie zoals die is vermeld in de brief van de huisartsen kam wijzen op een kenmerK van 'modern beleid'. In zo'n beleid kan soms een merkwaardige vernieuwingsdrang herkenbaar zijn: het 'oude' (dat goed functioneerde) moet worden vervangen door het 'nieuwe' met de pretentie dat dit 'nieuwe' beter zal zijn dan het oude dat zonodig moest verdwijnen. Uiteindelijk blijkt dan vaak dat het beleidsmatig 'vernieuwde' in de praktijk duidelijke tekortkomingen gaat vertonen. Indien tijdens het beleidsproces op die tekortkomingen wordt gewezen, maar de beleids makers tonen zich daarvoor niet ontvankelijk, dan kan in het beleid een nog ernstiger tekortkoming zich manifesteren: het verlies aan realiteitszin. Het provinciale Plan voor de Geestelijke Gezondheidszorg Hoe is de reductie in de PAAZ- capaciteit in zijn werk gegaan? Tot op zekere hoogte is het antwoord op die vraag betrekkelijk eenvoudig: het is de consequentie van het beleid zoals dat in de afgelopen jaren door het provinciebestuur werd geëntameerd. Dat beleid was uiteindelijk gebaseerd op het Plan voor de Geestelijke Gezondheidszorg, het Zeeuwse GGZ- plan. Dit plan werd geëffectueerd in de loop van 1990 nadat Provinciale Staten op 9 februari 1990 unaniem met het plan hadden ingestemd. Wat hield dit Zeeuwse GGZ-plan in? Een belangrijk thema was dat, vanuit de vaststelling dat in Zeeland het aantal psychiatrische opnemingen te hoog was geworden, de bedden capaciteit met name voor de kortdurende opnemingen diende te worden gereduceerd. Nu was vooral in de jaren 1984 en 1985 het aantal psychiatrische opnemingen inderdaad relatief hoog, omstreeks 1500, dat wil zeggen ruim 20% hoger dan het landelijk gemiddelde. Daarmee waren, aldus het GGZ-plan, ook de van overheidswege vastgestelde normen overschreden. In dit verband werd gewezen op het zogenaamde PAAZ- promillage: 0,1 promille van het betreffende aantal inwoners als norm voor het aantal PAAZ-bedden. Dit promillage werd overigens reeds korte tijd daarna verhoogd tot 0,3 promille. In het GGZ-plan werd niet duidelijk vermeld dat dit hoge getal van opnemingen samenhing met de aanvankelijk sterke groei van het aantal opnemingen in het Psychiatrisch Ziekenhuis Zeeland, het PZZ in Goes, dat in 1981 in bedrijf was gesteld. Het betrof hier ruim 500 opnemingen per jaar. Na 1987 ontstond een duidelijke daling van het aantal opnemingen in het PZZ, wat verklaard kan worden door de geleidelijke toeneming van het aantal chronische, c.q. verblijfs- patiënten in het PZZ. Vervolgens bleef gedurende een aantal jaren het aantal opnemingen in Zeeland betrekkelijk constant, omstreeks 1200 opnemingen per jaar waarvan 200 in het deels 'Zeeuwse' Psychiatrisch Ziekenhuis Vrederust in Bergen op Zoom en 1000 in de toen nog qua capaciteit adequate PAAZ'en. Hoe dit ook zij, volgens het GGZ- plan was het noodzakelijk dat in de nabije toekomst in Zeeland niet meer dan 600 kortdurende psychiatrische opnemingen dienden plaats te vinden. Aangezien ruim 80% van die opnemingen gewoonlijk in een PAAZ plaatsvindt, betekende dit dat de PAAZ-capaciteit in Zeeland moest worden gereduceerd, en wel tot 48 bedden. Daarbij werd er vanuit gegaan dat op een PAAZ-bed per jaar ongeveer 10 opnemingen kunnen worden gerealiseerd. De resterende eerste psychiatrische opnemingen konden dan plaatsvinden in het PZZ. Hierbij moet worden vermeld dat in het GGZ-plan geen betekenis wordt gehecht aan het emotionele en psychologische verschil tussen een psychiatrische opneming in een algemeen ziekenhuis en een opname 212

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 14