Zorgondermijnend beleid in een psychiatrische inrichting. De voordelen van een psychiatrische opneming in een algemeen ziekenhuis zijn evident: een behandeling dicht bij huis, het kunnen profiteren van de andere medische voorzieningen in een algemeen ziekenhuis en veel minder stigmatisatie, iets wat nog steeds geldt voor een opneming in een psychia trisch ziekenhuis. Aan de capaciteit van het PZZ wordt overigens in het GGZ-plan niet getornd. Minus-variant In het plan wordt niet vermeld dat met zo'n drastische reductie in de PAAZ- capaciteit Zeeland, ook landelijk gezien, een soort 'minus variant' zou worden. Ter vergelijking kan worden gewezen op de provincie Friesland waar, naast een psychiatrisch zieken huis, voor ruim 500.000 inwoners 118 PAAZ-bedden beschikbaar zijn. Bovendien heeft vooral de PAAZ- psychiatrie in Nederland zich in de afgelopen jaren duidelijk ontwikkeld: in 1950 waren er in Nederland 4 PAAZ- afdelingen, in 1983 ruim 83. Die ontwikkeling liep parallel met de toeneming van de behandelings mogelijkheden in de PAAZ'en. Momenteel geldt dat omstreeks 80% van voor de eerste maal opgenomen psychiatrische patiënten adequaat in een PAAZ kunnen worden behandeld. Ook de vaak noodzakelijke nabehan deling kan in de polikliniek van de PAAZ plaatsvinden. In een recent verschenen advies van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid wordt de PAAZ gekarakteriseerd als ener zijds de meest adequate voorziening voor integrale psychiatrische diagnostiek en therapie, anderzijds als de meest ideale voorziening als het gaat om een eerste psychiatrische opneming, zoals een psychiatrisch ziekenhuis vooral geschikt en nodig is voor die psychiatrische patiënten voor wie een langdurige behandeling aangewezen is. RIAGG In het Zeeuwse GGZ-plan wordt met de reductie van het aantal opnemingen ook gepleit voor de introductie van allerlei nieuwe en 'moderne' voorzienin gen in de GGZ. Daarbij wordt ook verondersteld dat de verschillende psychiatrische activiteiten onderling uitwisselbaar zijn. Nu blijkt in de praktijk dat de uitwisselbaarheid tussen PAAZ- psychiatrie, PZ-psychiatrie en die van de Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheids zorg (RIAGG's) maar zeer beperkt is. Er is bijvoorbeeld geen grote 'overlap' tussen PAAZ-psychiatrie en RIAGG- psychiatrie, wat wel wordt gesug gereerd in het GGZ-plan. Toch wordt in het GGZ-plan gepleit voor een versterking van de RIAGG, waardoor het eventuele tekort aan PAAZ-bedden zou kunnen worden gecompenseerd. Niet wordt vermeld dat juist de medewerkers van de Sociaal Psychiatrische Dienst van de RIAGG zich uiterst bezorgd toonden over de verkleining van de PAAZ-capaciteit. Immers, indien de RIAGG-medewer- kers bemiddelen bij een acute psychiatrische opneming, verwijzen zij bij voorkeur naar een PAAZ, dit vaak ook op verzoek van de huisarts en de familie van de patiënt. Voor de huisarts is, bij de begeleiding van psychiatrische patiënten, aldus Bensing (1986), de RIAGG slechts een marginaal gebruikte verwijsmogelijkheid. De min of meer bureaucratische procedures, inherent aan de werkwijze van de RIAGG - men denke hierbij bijvoor beeld aan de zogenaamde intake procedures - spelen hierbij ook een rol. De huisarts prefereert een directe verwijzing naar een specialist, wat karakteristiek is voor het 'huisarts- PAAZ-circuit'. De directe communicatie tussen huisarts en specialist kan dan moeiteloos verlopen. Dit blijkt ook uit de betreffende getallen. In Walcheren is het aantal verwijzingen naar de PAAZ gemiddeld 500 per jaar, terwijl het aantal verwijzingen naar de Sociaal Psychiatrische Dienst van de RIAGG hoogstens 200 per jaar is. Niettemin wordt in het GGZ-plan de RIAGG als volgt omschreven: "Het instituut met de grootste omvang, met het grootst aantal cliënten en met het breedste hulpaanbod." Dit suggereert dat zo'n instituut ook moeiteloos praktische problemen in andere sectoren van de psychiatrie kan opvangen en zelfs zou kunnen oplossen. Dit is niet conform de realiteit. Er moet rekening worden gehouden met de eigen identiteit van de verschillende psychiatrische voorzieningen. In het GGZ-plan wordt daaraan onvoldoende aandacht besteed. Dit kan wijzen op een gemis aan inzicht bij de betreffende beleidsmakers in de feitelijke gang van zaken in de psychiatrie. Een dergelijk gemis aan inzicht kan kenmerkend zijn voor planning die voornamelijk wordt uitgedacht vanachter de bureau- cratisch-ambtelijke schrijftafels. Bureaucratie kan realiteitszin ondermijnen Het Zeeuwse GGZ-plan werd in eerste aanleg uitgedacht en uitgewerkt achter de burelen van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid. De betref fende beleidsmakers konden daarbij niet uitgaan van eigen ervaringen in de psychiatrie. Aldus kon, mede met het oog op de praktijk, twijfel ontstaan over de realiteitswaarde van dergelijke plannen. Dit blijkt ook wel uit de volgende zinsnede in de hiervoor genoemde brief van de Zeeuwse huisartsen: "In de praktijk blijkt dat de PAAZ-capaciteit in alle Zeeuwse subregio's te klein is (geworden)." Ter voorbereiding en advisering ten behoeve van het GGZ-plan was een zogenaamde planningswerkgroep gedurende langere tijd actief. In die werkgroep werd door de schrijver dezes herhaaldelijk, zowel mondeling als schriftelijk, gewezen op de risico's van het voornemen tot halvering van de PAAZ-capaciteit in Zeeland. In een bericht in de PZC op 8 november 1989 werd ook vermeld dat de Zeeuwse psychiatrische patiënten uiteindelijk de dupe van het GGZ-plan zouden kunnen worden. Iets daarvan bleek ook uit een brief van de huisartsen in Zeeuws-Vlaan- deren in oktober 1989. In die brief werd gewezen op de consequenties van de aldaar in het nieuwe ziekenhuis in Terneuzen reeds doorgevoerde reductie van de PAAZ-capaciteit van 48 naar 24 bedden: "De mogelijkheid tot klinisch-psychiatrische behandeling is ontoereikend geworden en het realiseren van acute opnemingen wordt steeds moeilijker." Wat betreft de regio Walcheren: daar werden tot 1991 per jaar ruim 400 opnemingen gerealiseerd in een PAAZ die vanaf 1988 al enigermate was gereduceerd tot ruim 40 bedden. In de toenmalige PAAZ in het Gasthuis in Middelburg was vanaf 1984 het percentage opnemingen vanuit de 213

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 15