Zorgondermijnend beleid provinciale beleid uiteindelijk leidde tot een 'afbraak' van een psychiatrische voorziening waarvan in de loop der jaren steeds meer was gebleken dat het ging om een niet alleen effectieve, maar ook noodzakelijke ziekenhuis voorziening. Dergelijke vragen ontstonden ook bij schrijver dezes toen hij deel uitmaakte van de zogenaamde planningswerkgroep. Toen werd het duidelijk dat relevante en ook aan de praktijk ontleende argumenten werden afgewezen door hen die zich bleven baseren op een eenmaal ingenomen bureaucratisch standpunt. Een standpunt zoals dat was vastgelegd in het oorspronkelijke voorontwerp van het GGZ-plan voor Zeeland. Wat dit betreft was hierin ook te herkennen het zich zonder meer conformeren aan de richtlijnen zoals die uit Den Haag waren uitgevaardigd, namelijk dat de PAAZ-capaciteit teruggebracht moest worden op grond van de overheids- norm. Een uiting van 'gezagsgetrouw heid' richting Den Haag die, ook traditioneel, in Zeeland nogal duidelijk is geprofileerd. Voorts moet ook betekenis worden gehecht aan wat als de moderne GGZ-ideologie kan worden aangeduid. Dat kan, vooral wat betreft de PAAZ'en, leiden tot de volgende paradox, vermeld door Stegman (1985): "De aantoonbare effectiviteit van de PAAZ'en kan het voortbestaan van de PAAZ-psychiatrie ook in gevaar brengen aangezien die effectiviteit niet goed aansluit bij de huidige GGZ-ideologie." Hoe dit ook zij, met het oog op de zogenaamde overheidsnorm blijft het curieus dat die PAAZ-norm, die aanvankelijk 0,1 promille was, nu alweer tot 0,3 promille is opgetrokken. Dit betekent in concreto dat Zeeland nu 'recht' zou hebben op ruim 90 PAAZ- bedden. Momenteel is er echter in Zeeland, als consequentie van het provinciale beleid, een tekort van omstreeks 40 PAAZ-bedden onstaan, wat betekent dat per jaar voor omstreeks 300 psychiatrische patiënten geen adequate klinisch- psychiatrische behandeling meer kan worden gerealiseerd. Maar ook blijkt dat, afgaande op de tekst van het Zeeuwse GGZ-plan, bij de beleids makers ontvankelijkheid voor relevante en aan de praktijk ontleende argumentatie niet aantoonbaar was. De dwaasheid van de macht Al met al was dit ook een ervaring die als oninvoelbaar, maar ook als onbegrijpelijk imponeerde. Wat was hierin nog meer te herkennen? Datgene wat door Barbara Tuchman (1988) werd beschreven als de 'dwaasheid van de macht'. Karakteristiek voor zo n vorm van dwaasheid is niet alleen een verkeerde beoordeling, maar ook het volharden in die onjuiste beoordeling. Een ander kenmerk is het niet meer kunnen tonen van besef dat de consequenties van het beleid averechts kunnen zijn en dit ondanks de argumenten die verwijzen naar de verkeerde afloop van de gemaakte beleidskeuzen. Ook bestaat er dan geen begrip voor de alter natieven waardoor het maken van de verkeerde keuzen had kunnen worden voorkomen. Zo'n vaak ook politiek geïnspireerde handelwijze wijst op een bijzondere vorm van zelfingenomen heid, maar ook op koppigheid: het rigide blijven geloven in de eigen visie, waardoor het miskennen van de werkelijkheid onvermijdelijk wordt. Anders gezegd, vanuit de 'arrogantie van de macht' wordt de ontvankelijk heid voor argumenten die ontleend zijn aan de werkelijkheid steeds kleiner. Wat dient een kenmerk te zijn van een goed politiek beleid? Het voortdurend onderkennen van het risico dat, met name vanuit het machtsdenken, het zicht op de werkelijkheid en de waarheid verloren gaat. Kennelijk is dat risico onvoldoende onderkend tijdens het verkeerde provinciale beleid, wat leidde tot een 'afbraak' van de PAAZ- capaciteit in Zeeland, maar ook een beleid was waarin geen inzicht werd getoond in de betekenis van de psychiatrie in de algemene ziekenhuizen in Zeeland. LITERATUUR J. Bensing, 'Wat mankeert de RIAGG?' in: Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 41 (1986), p. 1211-1223. Provinciaal Bestuur van Zeeland, Plan voor de Geestelijke Gezondheidszorg, 1990. J.D. van Scheyen, 'Non luctor et submergo: Ziekenhuisplanning als gevaar voor Ziekenhuispsychiatrie' in: Zeeuws Tijdschrift 36 (1986) 2, p. 52-55. L. Stegman en H. Hesta, 'Zijn de PAAZ'en te effectief om zich te handhaven9 in: Maandblad Geestelijke Gezondheidszorg A0 (1985), p. 387-396. Barbara Tuchman, De mars der dwaasheid, Amsterdam 1988, Ithaka centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. 215

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 17