"Het Zeelandgevoel" (12) Het einde van de wereld
Francisca van Vloten
Francisca van Vloten (Leiden 1950)
publiceerde onder meer het toneelstuk
Mono Stereo (1976), de voorstudie
Eenvoudig Aesthetisch Beweeg (1989),
het brievenboekje Heimwee houdt ons
gevangen. Kunstenaarsbrieven aan
Mies Elout-Drabbe in Domburg (1990),
de biografische studie Het Kostelijckst
van Al. Een schets van Johannes van
Vloten (1991het Zeeuwse katern En
het leven droom. De kunstenaars
familie Góth (1992); daarnaast
vertalingen, artikelen, verhalen en
gedichten.
Zij is getrouwd met Arnold van Houtum,
van 1983 tot 1988 gemeentesecretaris
van Domburg.
Walcheren heeft alles te maken met
schoonheid, het beleven van schoon
heid en het altijd dreigende verlies
daarvan. Men zou de verrukking van
schoonheid net niet moeten kunnen
bereiken, er altijd naar moeten kunnen
verlangen. Op een vreemde manier is
de werkelijkheid ook zo: het Walcheren
dat van oudsher werd bezongen is er
niet meer, de inundatie met haar
gevolgen trok rechte strakke lijnen
door een natuurlijk verdroomd
landschap. Kom je nu Zeeland
binnenrijden, over soepele
asfaltwegen, dan mengt de geur van
look zich met de blik over strenge
vlakten. Hier wordt gewerkt, denk je,
eerlijk en stoer -
De doodgewone aarde, geploegde
kluiten die in azuur en goud
veranderen onder het licht - Waarom
iets anders? De goede aarde geurig
van groeikracht, zoals zij is.
Zoals Hans Warren haar verwoordde.
- en toch, in je ooghoek lokt
Mondriaans vuurtoren. Schijn en
weerschijn, werkelijkheid en reflectie.
Straks kust het zilt mijn lippen en voel
ik mij een koning. Maar voor ik dat doe,
moet ik nog door Jan Camperts
landschap heen.
Daar is geen land dat zo verliefd door
het water wordt omarmd als tussen
Westerschelde en Sloe van
Walcheren het strand. Dat moet, toen
God de wereld schiep, die dag zó zijn
geweest, dat Hij het opriep uit het
niets als weldaad voor de geest;
een handvol grond, waaraan het oog
had zijn lieve lust, een groen juweel,
een flonkersteen, domein van stilte en
rust. Men reize waarheen men ook
wil, de verste kaap voorbij, maar
nimmer treft men zulk een land als
Walcheren in de mei. Wie oren om te
horen heeft hij luistere naar het lied,
dat in de meidoornhagen leeft en hij
vergeet het niet. Wie ogen heeft om
nog te zien zal, als hij Walcheren ziet,
die sluiten voor een wijl misschien
maar hij vergeet het niet. En zelfs de
voorjaarswind, die vaart langs zee en
dijk en duin houdt de bewogen adem
in boven Gods liefste tuin met zijn
meidoornhagen in bloei en
't wieg'lend wegelkruid - en keert
weerom en vaart nog eens, verliefder
202