'Ik ga dood als een zeeuw"
overwegingen speelden, met name
voor latere emigranten, een rol Dij hun
keuze te emigreren.
De Nieuwzeelandse overheid voerde
in de jaren vijftig een actief
immigratiebeleid. In de landbouw,
industrie en gezondheidszorg had
Nieuw-Zeeland dringend behoefte aar
jonge mensen om het land op te
bouwen.
In 1950 kwam het eerste emigratie
verdrag tussen Nederland en Nieuw-
Zeeland tot stand. Duizenden
Nederlanders zijn sindsdien vertrokken
naar het land van de kiwi's. Onder hen
Zeeuwen. Van Vlissingen tot Sint
Maartensdijk, van Sluiskil tot Kapelle
zijn Zeeuwen vertrokken naar
Nieuw-Zeeland.
Sibajak
Zoals de meeste Nederlanders,
vertrokken ook de Zeeuwen meestal
met de "Sibajak" vanuit Rotterdam.
De reis nam ongeveer vijf weken in
beslag en voerde via Southampton-
Curacao-Panama en Tahiti naar
Wellington. De reis was niet altijd even
gemakkelijk. Zoals voor Gre
Wielemaker-de Schipper uit
Koudekerke. Zij was hoogzwanger
toen zij in 1956 aan boord ging en haar
oudste zoon Frank werd op zee
geboren, halverwege Tahiti en
Wellington, waardoor hij de
Nederlandse nationaliteit kreeg.
Bij aankomst in Wellington bleek Gre's
bevalling voorpaginanieuws.
Mannen en vrouwen sliepen apart aan
boord van de Sibajak. "Wij waren toch
maar emigranten", zegt Addy van
Sluys-Meeuse, geboren in Waterland
kerkje en later verhuisd naar Sluiskil en
Domburg. Addy en haar man, Jan van
Sluys uit Domburg, kwamen in
december 1957 met hun anderhalfjaar
oude dochter Petra in Nieuw-Zeeland
aan Ook Addy was zwanger, maar
wist de bevalling uit te stellen tot na
aankomst van de boot. Smakelijk
lachend vertelt Addy hoe het hele
schip in rep en roer raakte toen haar
dochtertje spoorloos verdwenen leek.
Later bleek dat zij rustig zat te spelen
in de cabine van een medepassagier.
Ook Alie en Lou Nieuwenhuize-
Akkerman uit Yerseke kwamen met de
Sibajak naar Nieuw-Zeeland. Het was
de eerste reis van het schip en het
vertrek van werd opgeluisterd met
muziek. Bovendien kregen Lou en Alie
tijdens de eerste reis van de Sibajak
alvast een voorproefje van de
immigrantencultuur in Nieuw-Zeeland:
er waren driehonderd Hongaarse
vluchtelingen aan boord.
V.l.n.r. Rudi, Corrie en Marinka
Nieuwenhuize uit Aranui, Christchurch
voor hun huis.
Corrie heeft een sticker met "NL" op
haar raam geplakt.
Van kok tot lasser,
van stucadoor tot slager
Zonder uitzondering hebben alle
Zeeuwen hard moeten werken om te
bereiken wat ze bereikt hebben.
Soms hadden de mannen twee of drie
banen tegelijk. Ook de recentelijk
geëmigreerde Zeeuwen moeten hard
werken in de stagnerende
Nieuwzeelandse economie.
Opvallend is dat ze bijna allemaal iets
anders doen dan ze in Zeeland gedaan
hebben. Pieter van Kempen uit
Overzande bijvoorbeeld was in
Nederland instellingskok, maar
verdient nu zijn brood als bankwerker
en lasser. De vrijheid en "het eigen
baas zijn" is voor Pieter belangrijker
dan de zekerheid van een vaste baan
in het strakke keurslijf van een
verzorgingsinstelling.
Johannes Nieuwenhuize uit Yerseke
heeft samen met zijn vrouw Truus een
succesvolle slagerij opgebouwd in
Christchurch. Johannes, sinds 1952 in
Nieuw-Zeeland, is onder meer
stucadoor geweest en heeft daarnaast
nog op een meelfabriek gewerkt,
voordat hij in 1967 een slagerij begon.
Johannes kan alle soorten worst zelf
maken. Ook zijn zoon Brian, die de
slagerij net heeft overgenomen, weet
wat worstmaken is. Een kleine blik in
de koelvitrines doet mij watertanden:
bakbloedworst, boereleverworst,
smeerleverworst, snijworst en
rookworst. Het wordt allemaal verkocht.
En niet alleen aan Nederlanders.
Ook de Nieuwzeelanders weten
volgens Brian de weg naar zijn slagerij
te vinden. Zelfs de Nederlandse
ambassade in Wellington staat in het
klantenboekje van Nieuwenhuize's
slagerij.
De meeste vrouwen van de eerste
generatie emigranten (1950-1970)
verrichtten geen betaalde arbeid.
Zij bleven meestal thuis om te zorgen
voor kinderen en huishouding.
Een uitzondering hierop is Liesbeth
Sies-de Steur. Afkomstig uit Vlissingen
kwam zij in 1953 met haar man naar
Nieuw-Zeeland. Voor haar komst naar
Nieuw-Zeeland had zij bij de PTT
gewerkt als maatschappelijk werkster,
dus voor haar was het niet zo vreemd
weer een baan op te pakken.
Aangezien haar Nederlandse diploma's
in Nieuw-Zeeland niet geldig bleken,
besloot zij na verschillende banen
gehad te hebben weer te gaan studeren.
Liesbeth volgde de drie-jarige opleiding
aan een "Teacher's College",
vergelijkbaar met de Nederlandse
pedagogische academie. "Vooral aan
sport werd erg veel aandacht besteed",
zegt Liesbeth en zij vertelt daarna
hoeveel moeite zij had met het leren
van "borstcrawl" en korfbal.
In Nieuw-Zeeland kent men geen
schoolslag en korfbal is een zeer
populaire sport onder de
Nieuwzeelandse jeugd. Liesbeth geeft
tegenwoordig nog Nederlandse les aan
iedereen die zich daarvoor aanmeldt.
Haar jongste zoon Chris, heeft gratis
les gehad en spreekt en verstaat
uitstekend Nederlands.
Ook Sandra van Kempen-de Feijter uit
Heinkenszand is een werkende moeder
gebleven na haar vertrek met man en
kind naar Nieuw-Zeeland in 1989.
Evenals in Goes, werkt zij ook in
Christchurch als leidster in een crèche.
Volgens haar is het tegenwoordig vaak
noodzakelijk dat vrouwen meewerken
om het gezinsinkomen op peil te
houden.
14