Pieter Pous (1777-1851) en het lot van Zeeland M I -/ R. Raben en J. Pennings De VOC en Zeeland Weinig in Middelburg herinnert nog aan de Oostindische Compagnie, die er van 1602 tot 1795 een kamer had gevestigd. Het Oostindisch Huis aan de Rotterdamse Kaai werd op 17 mei 1940 door de Duitsers gebombardeerd. Een van de overblijfselen van enige omvang zijn de archieven. Deze werden in 1851 naar Amsterdam overgebracht en berusten nu in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Tijdens 54 van de 56 jaar die liggen tussen het einde van de Compagnie en de overdracht van de archieven naar het archiefdepot in Amsterdam, waakte de Middelburger Pieter Pous over de papieren nalatenschap van de kamer Zeeland. Al voor de oprichting van de VOC hadden Zeeuwse ondernemers, met name uit Veere en Middelburg, zich in de handel op Azië gewaagd, en toen in maart 1602 onder druk van Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt de krachten werden gebundeld in één Verenigde Oostindische Compagnie, kreeg Zeeland een belangrijke plaats in het bedrijf toebedeeld: als tweede in positie na Amsterdam, en voor de kamers Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Volgens het octrooi was de kamer Zeeland verantwoordelijk voor een kwart van alle handelsactiviteiten van het bedrijf: van alle te bouwen en uit te rusten schepen, van de personeelsrecrutering, en van het naar Azië te zenden geld. Pieter Pous Het einde van de VOC in begin 1796 was tevens het moment dat Pieter Pous met de zaken van de voormalige kamer Zeeland werd belast. Hij was geboren in 1777 als enige zoon van de bekende Middelburgse regent, patriot en bewindhebber van de VOC, Bonifacius Matthias Pous. Pieter, hoewel vermoedelijk minder vermaard, trad spoedig in de voetsporen van zijn vader. In 1797 in Leiden in de rechten gepromoveerd, werd hij op krap twintigjarige leeftijd benoemd tot substituut-secretaris van het departement Zeeland van het Oostindisch Comité, zoals de fttd2fCt-ÜL (joi"toihul/, ^ba-ii CLLL<l 'J £cm^> UQn'iyecAt. ^ètonciv€/n. cccr" OcnriScA 'fitóict in ócvéy ul££uiiö aan l/wiè (jémcnJ/er-ct -noe- JlföiLféer-rééïL At /unhWrt - llfilVlO i/uiA SÓyS qemoitfézrï- eezJ&esmUsn ê&r-ScAeejpeiiQewi Je. 'hm JSrfcn 1 UcT~Olclüz ^cVil fjOüló QtoCcJu mjTfi^tcc tya n, Sógj- frarvricfe. uiOnóuc 7Wn.'i //.Vin.* //c 41 ]\fc:iHor(jWn 'i.Léij, '1'oVrU op CiyUjz.lU)-L- ff 7tzn Vta.n4£d.\Znz)i£i /jtfcnJtrX/v/X (y nzztlviH, RvSrfZ t Q-rrcZ J fys - J\£ottHonv&Z(^eiieraal~ ircvti aiü, X. QüniJtPóiciuurzji y JMpntkr redt <^nema£Qvui z? ^jo)lSi£CTVtót. Pivti tytrJeAeyS: Uc^eeCeti jfe C J\bniHey~nf(cr~èirJc£e^m ZfaSócéaaÉJ Jvuinjkjrrvf£z ótmaraal'bmvi £/cuij TnrécJ,iuQniïia.36'gy n& fycuii££0 rhMin£föU365>y - - J'ia -Armée %a~J<5<)d) m nk&nvtfeQnutH^e. %*r££te.(?wSïlin iïdpiHt.rrcfATjoAi 2ton)eQa^Si 1&j>- - JQüiiHodfclA Thin tyoffcAeifdö - <~tfajn Ir&rJeAeïjoc JcAafen,2-wde. (pjtzafi jApjp - - TfoésivLjInïi* j6j,j - - AtfenJ/oéTvA ^&ndifaaéQj<m^4r£a^fi/ó&£uï C^tei.'Syoc a T*v'A ifóJ--4-iCv.,4 a - (i 2).«Jcx stSA i^L., ré ±y, S JO JJ JCL Jï J4- j<f J7 J d O xo X.) XX X5 2-4 - - Xff -p x6 x> ié) l-y> nf 31 (p~£/'Z X- 3Z X- i>tJ ~X°, iW.\ l '/<--r {- 'J 1- .r l c, f/X.'j-4 - Lyt>4_ ,y~é.<y~ 33 24 Bladzijde uit de inhoudsopgave van het Zeeuwse VOC-archief. rechtsopvolger van de Compagnie was gaan heten. In steeds wisselende functies bleef Pous tot 1851 belast met de afwikkeling van zaken van de oude Compagnie en met het toezicht op de duizenden folianten die zij had nagelaten. Voor Pous was de Compagnie niet een oud, ter ziele gegaan bedrijf, maar het symbool van Zeelands zelfstandige positie, commerciële vitaliteit en macht. Dat Pous zeer met het lot van Zeeland was begaan, blijkt ook uit zijn vele andere activiteiten. Hij liet zich daarin kennen als een ondernemende, wat dwarse en enigszins zonderlinge man. 1£

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 24