Pieter Pous (1777-1851) en het lot van Zeeland
Het bezit dat hij van zijn vader erfde,
wist hij gedurende zijn leven
aanzienlijk te vergroten. Hij verkeerde
in de hoogste kringen van Middelburg;
zijn dagboekaantekeningen getuigen
van een uitbundig uitgaansleven met
dagelijkse soupers en diners bij
families als de Schorers,
Lambrechtsens, Radermachers, en
andere bekende en minder bekende
Zeeuwse namen. Hoewel ingeleid in
de klassieken, met zekere aspiraties
en faam als gelegenheidsdichter en
pamfletschrijver, en werkzaam in vele
bestuurlijke en rechterlijke functies,
was hij geen groot denker noch een
groot staatsman. Maar zijn tomeloze
energie vergoedde veel, en hij moet
een kleurrijke figuur zijn geweest in het
Walcheren van zijn tijd.
Als president van de vierschaar
(gerechtshof) van Middelburg wilde
Pous de verdachte nog wel eens in
dichtvorm toespreken. Zo declameerde
hij in 1804 tegen de man die werd
beschuldigd bij een meisje een kind te
hebben verwekt:
'Bedenk toch wat gij doet, gij zult hier
gaan verklaren
Dat 't meisje, 't welk daar staat, U
valsch gelasterd heeft.
Gij zult in plaats van nog haar naam
en eer te sparen,
Getuigen door Uw Eed, dat zij in
ontucht leeft.
Landbouwexperimenten
Ook op sociaal terrein liet Pous zijn
sporen na, niet alleen in geschrifte,
zoals in zijn pamflet tegen de 'zoo
schadelyke en thans zoo algemeen
toenemende bedelary' (1801waarin
hij voorstelde deze geheel 'uitteroeijen'
en vlijtige en arbeidzame burgers te
kweken, maar hij bracht het ook in de
praktijk, in 1812 bracht hij twee
bedelende kinderen die hem dagelijks
op straat om een aalmoes vroegen,
onder bij een landarbeidsersgezin op
zijn landgoed, waar zij hun luiheid
moesten afleren en in het boerenbedrijf
zouden worden ingewijd. In 1815 vatte
hij het bedelarijprobleem bij de horens
en kocht het landgoed Ter Meede bij
Oostkapelle, waar hij een kweekschool
voor de landbouw onderbracht. Hier
werden dertig a veertig kinderen,
gerecruteerd door de armenbesturen
van Walcheren, 'zugt tot arbeidzaam
heid' bijgebracht en werden zij
onderricht in landbouwtechnieken,
ambachten, lezen en schrijven.
De hoge onkosten en de geringe
vergoeding van de armenbesturen
deden het experiment langzaam de
das om.
Pous' opvoedingsproject was sterk
verbonden met zijn ideeën over de
landbouw. Op zijn eigen landgoederen
voerde hij als een der eersten op
Walcheren de meekrapteelt in, alsook
die van hennep en vlas. Bovendien
moderniseerde hij de veeteelt door zijn
koeien het hele jaar op stal te laten,
zonder beweiding, en de mest voor de
akkerbouw te gebruiken. De extra
arbeid die deze methode vereiste, zou
kunnen worden geleverd uit de
agrarische opvoedingsinrichtingen
waarmee hij had geëxperimenteerd.
De handel
Maar misschien was Pieter Pous nog
het meest begaan met de handel.
Ook hiermee heeft hij zich een leven
lang bemoeid, als agent in het
Oostindisch Huis, maar ook als
ontvanger van de convooien en
licenten, pamfletschrijver en
praktizerend handelaar. Zelf had hij
belangen in de Chinese theehandel en
bezat enkele schepen. Ook ten tijde
van de Engelse blokkade in het begin
van de negentiende eeuw was hij
actief in de kaapvaart. Hij kocht hiertoe
oude vissersschepen in Zierikzee en
reedde ze uit, zij het met wisselend
succes: in 1805 werd zijn kapers
scheepje de Vlieg voor de Engelse
kust genomen. Als schrijver heeft Pous
zich in enkele geschriften tegen twee
ontwikkelingen in het bijzonder verzet:
de vrijhandel, en de concentratie van
de koloniale handel in Amsterdam.
Naar zijn oordeel zouden deze de
commerciële positie van Nederland, en
van Zeeland in het bijzonder, grote
schade berokkenen.
Aldus waren het streven naar
verheffing van de bedelende stand, de
modernisering van de landbouw, en de
belangenbehartiging van de Zeeuwse
economische positie in een persoon
verstrengeld. Een zelfde toewijding en
Zeeuws patriottisme demonstreerde
Pous in zijn functie als directeur van
het Middelburgse 'comptoir' van de
handel op Azië en als beheerder van
de papieren nalatenschap van de
VOC. Niet dat de werklast nu zo groot
was. In de Bataafs-Franse tijd ging er
weinig om in de handel op Azië: de
voortdurende staat van oorlog en de
Engelse blokkade isoleerden
Nederland van zijn koloniën, en de
handel die werd gedreven, kwam voor
rekening van de neutralen, met name
de Amerikanen. En na 1813, toen
Nederland zijn onafhankelijkheid
herwon, werd de handel op de Oost op
een nieuwe leest geschoeid, waarbij
Zeeland zijn vroegere prominentie
verloor. Pous' taak werd teruggebracht
tot het beheren van de administratie en
het afhandelen van soldijaanspraken
van terugkerende VOC-dienaren of
hun nakomelingen.
Cerberus van het Zeeuws
VOC-archief
Pous' belangrijkste bijdrage was het
behoud van de Middelburgse VOC-
archieven. Zoals hij zich in zijn
geschriften verzette tegen de
concentratie van de handel in
Amsterdam, wist hij keer op keer de
pogingen om de archieven uit het
Oostindisch Huis naar Amsterdam te
doen overbrengen, te verijdelen. Maar
er waren ook andere gevaren, die
verband hielden met de grote
gebeurtenissen van zijn tijd. Zo werd in
augustus 1809 Walcheren bezet door
Engelse invasietroepen, in een poging
door te stoten naar Antwerpen. Hierin
werden zij gefrustreerd door de
Hollands-Franse tegenstand, maar tot
eind 1809 bleven de Engelsen met
duizenden soldaten op Walcheren
gelegerd. 1200 hunner vonden
onderdak in het Oostindisch Huis.
Alle roerende goederen die daar waren
opgeslagen, werden geconfisqueerd,
waaronder drie a vier miljoen pond
kruidnagelen, en thee. Ook de
papieren in de charterkamer wilden de
Engelsen verkwanselen aan de
regering in Holland - die het aanbod
afsloeg - of als scheurpapier aan de
hoogste bieder verkopen. Gelukkig
was de Engelse generaal en
prijscommissaris John Sontag
ingekwartierd bij Pous' zwager, en
Pous, die hem dus te allen tijde kon
bezoeken, wist hem te overreden de
archieven met rust te laten. Alleen de
stukken betreffende Ceylon, dat in
1796 door de Engelsen was veroverd,
19