Pieter Pous (1777-1851) en het lot van Zeeland
werden naar Londen meegenomen.
Eind 1809 verlieten de Engelsen
Walcheren onverrichterzake, om plaats
te maken voor een volgende
bezettingsmacht: de Fransen.
Napoleon en Pous
Zeeland werd ingelijfd bij het Franse
keizerrijk, niet lang daarna gevolgd
door de rest van Holland. Dit ging
gepaard met de legering van een grote
Franse legermacht op Walcheren.
Begin mei 1810 kwam keizer Napoleon
in eigen persoon naar Middelburg,
vergezeld van zijn pasverworven
(tweede) vrouw, Marie Louise. Opnieuw
stond Pieter Pous in het centrum van
de gebeurtenissen: hij begeleidde een
week lang de keizer en keizerin op hun
uitstapjes over het eiland. Tijdens een
van de tochten kreeg Pous de schrik
van zijn leven, toen hij Napoleon vol
trots het grote Oostindische Huis liet
zien, dat met uitzondering van de
charterkamer leeg stond. Jaren later
schreef Pous hierover:hy kwam
toen ook op de Charterkamer in welk
groot en schoon locaal hy dadelyk zin
had niet om de daar aanwezige
boeken, maar om er eene ziekezaal
van te maken...'. Maar Pous wist het
plan uit het keizerlijk hoofd te praten
met het argument dat het op de derde
verdieping lag, te hoog en te koud om
tot ziekenverblijf te dienen.
Scheurpapier
De laatste beproeving kwam in januari
1814, toen de rest van Nederland al
was bevrijd, maar de Fransen zich met
zesduizend man op Walcheren hadden
verschansd. Om de troepen te kunnen
betalen werd niet alleen de bevolking
een wekelijkse belasting afgedwongen,
maar werd ook de hand gelegd op de
Oostindische archieven, om deze als
scheurpapier te gelde te maken.
De papieren waren reeds in
verhandelbare porties verdeeld,
gestapeld en genummerd, toen in april
het bericht uit Parijs kwam dat
Napoleon door de geallieerden was
afgezet.
Is het vreemd dat Pous een grote
lotsverbondenheid voelde met de
onder zijn beheer geplaatste
archieven? Nog ruim 35 jaar bleef hij
waken over de papieren die een
monument vormden van Zeelands
commerciële hoogtijdagen.
Nog tweemaal werd zijn bezit
bedreigd: de eerste keer in 1830, toen
de archiefbeheerder in Amsterdam,
waar de archieven van de vijf
Plollandse VOC-kamers waren
ondergebracht, aandrong op
overbrenging van de Middelburgse
papieren. Flierover aangeschreven
door het ministerie in Den Plaag,
weigerde Pous pertinent van zijn
papieren afstand te doen op het
momentwaarin ik in ons eiland zelfs
reeds aan de overzijde de vlag van
oproer en ondankbaarheid kan zien
wapperen...', daarbij duidend op de
afscheiding van België van het
koninkrijk.de gemeene man toch,
en deze classe is het, die zoo hier als
elders de meeste onrust kan veroor
zaken, is aan den ouden naam van de
Oost Ind. Compagnie nog te veel
verbonden, om niet met droefheid te
zullen aanzien, dat men de
Compagnies boeken en papieren, voor
welke het, als het ware, nog een
heiligen eerbied koestert, in massa
vervoerde...'.
Fiierna schijnt het ministerie het er
maar bij te hebben gelaten. Twintig jaar
lang kon Pous vrijelijk zijn incidentele
en afnemende plichten in het
kantoortje op de tweede verdieping van
het Oostindisch Huis, vlak onder de
charterkamer, volvoeren. Pas in 1850
maakte Bureau A van het ministerie
van koloniën de minister weer attent op
het bestaan van de Middelburgse
archieven. De trein die toen in
beweging werd gezet, was niet meer te
stoppen. Er was geen Belgische
opstand die het proces kon keren, en
het voorstel om alleen de in Amsterdam
ontbrekende papieren uit Middelburg
aan te vullen, ketste af. Ook een
emotioneel appel aan zijn 53 jaar trouwe
dienst als Cerberus van Zeelands
Oostindische nalatenschap was
vruchteloos. Pous schreef de minister
in november 1850 'dat het my
aangenaam zoude geweest zyn indien
ik de vruchten van alle deze
bemoeyingen niet in het belang van my
zeiven, maar in dat der geschiedenis
en wetenschap onzer onschatbaren
Oost Ind. Bezittingen aangewend, nog
eenigen waarschynlyk korten tyd had
mogen smaken, want hoe zeer nog
sterk en gezond, kan men op 74
jarigen ouderdom geen langdurige
leeftyd meer verwagten Hij kreeg
respijt tot het volgende voorjaar, omdat
het te koud was om 's winters de
papieren verzendklaar te maken.
In september 1851 eindelijk werd de
6250 kilo archief uit Middelburg aan de
gewone beurtschipper naar Amsterdam
meegegeven. Pous hoefde de
verhuizing niet meer mee te maken: hij
was op 30 juni gestorven.
Literatuur
Bruine, W.D. de, Dagboek van Jacob Hendrik
Schorer 28 juli 1809 - 6 december 1810
(Middelburg 1963)
Kool-Blokland, Johanna Louise, De zorg
gewogen. Zeven eeuwen godshuizen in
Middelburg (Middelburg 1990) m.n. pp. 521 -546.
Nagtglas, F., Levensberichten van Zeeuwen II
(Middelburg 1893) 326 en 431-434
Pennings, J.C.M., 'Origin and Administration of the
VOC Archives' in: R. Raben ed., De archieven van
de Verenigde Oostindische Compagnie/The
Archives of the Dutch East India Company (1602-
1795). History and Manual fs-Gravenhage 1992)
30-46.
Pous, Pieter, pamfletten en brochures (o.a. in
Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage)
Welings, Y.J.A., Inventaris van het familiearchief
Mathias-Pous-Tak van Poortvliet (Middelburg
1984)
Archieven
Rijksarchief Zeeland (Middelburg):
- Archief Mathias-Pous-Tak van Poortvliet, m.n.
inv.nrs. 331 -334 (dagboeken Pieter Pous)
Algemeen Rijksarchief ('s-Gravenhage):
- Archief van de Raad der Aziatische bezittingen
en etablissementen;
- Archief van het Ministerie van Marine en
Koloniën:
- Archief van het Ministerie van Koloniën.
21