Ingezonden brieven gesuggereerd dat ik er op uit was speciaal de boeren eens te pakken. Dat is tendentieus. Als de interviewers mijn boek Landarbeiders niet alleen met een foutief verschijningsjaar (1978 in plaats van 1981hadden vermeld, maar het ook gelézen hadden, dan zouden ze weten dat daarin de landarbeiders al volop de ruimte kregen om te klagen over het gedrag van boeren, óók tijdens de ramp. Daar hoefde ik ze nu niet opnieuw voor op te zoeken. Kees Slager Reactie van de schrijvers We begrijpen dat je ongelukkig bent met de vermelde feitelijke onjuistheden in het artikel, dat zijn wij ook, vooral met de passage over de Actiegroep Oosterschelde Open. Verder is helaas op pagina 210 een deel van de tekst weggevallen. Er had moeten staan: In totaal zijn er in Zuid-Holland allen al 1649 arbeidershuisjes verwoest, 15 kleine boerderijen, 14 midden standswoningen, 8 grote boerderijen en één grote woning. Meer moeite hebben we met de opmerking dat wij een slordige tendentieuze weergave zouden hebben gegeven van het interview dat we met je hadden. We hebben de band er nog eens op na geluisterd, en inderdaad: het citaat over de landarbeiders en boeren is bijna woord voor woord weergegeven. Wat daaraan tendentieus is, ontgaat ons. Dat je zelf achteraf denkt: dat had ik beter niet kunnen zeggen, is wat anders. Mar Oomen en Jos Palm water en de herinnering. De Zeeuwse Watersnoodramp 1953-1993', opgepikt worden. Hieronder volgt alvast het door Slager bedoelde fragment dat op pagina 287 van 'De ramp, een reconstructie', te vinden is. Het potje van Schout "Overigens blijkt uit het eigen 'financieel overzicht van giften in verband met de watersnood', dat Gedeputeerde Staten van Zeeland boter op het hoofd hebben als het gaat om geheime potjes met rampgiften. Het dagelijks bestuur van de provincie heeft immers jarenlang zelf ook een potje met 'ramp-geld' gehad, dat buiten de provinciale begroting werd gehouden en waar Provinciale Staten dus niets vanaf wisten. Het draagt de naam 'het potje van Schout' en is genoemd naar de AR-gedeputeerde A. Schout, die in de ramptijd evacuatiecommissaris voor Zeeland is. In 1961 zit er nog meer dan twintigduizend gulden in. Op 18 mei van dat jaar besluiten Gedeputeerde Staten om tweeduizend gulden uit het geheime potje te halen en er de schulden van het -particuliere- Zeeuws Tijdschrift bij drukkerij Den Boer mee te betalen. Op 30 mei van hetzelfde jaar komt de vergadering van Gedeputeerde Staten de vraag aan de orde, wat er met het potje moet gebeuren nu de heer Schout het volgende jaar als GS-lid zal aftreden. Hoewel de afdeling financiën pleit voor liquidatie, besluiten GS om dat niette doen. De heer Schout blijkt namelijk de toezegging te hebben gedaan dat de provincie zich tot eind 1962 garant stelt voor de tekorten van het Zeeuws Tijdschrift. een streep te zetten. Indien het Zeeuws Tijdschrift zichzelf niet kan bedruipen en uw college van oordeel zou zijn dat in het belang van de provincie dit tijdschrift moet blijven bestaan, dan is het aangewezen de legale weg te bewandelen.' Op 3 mei 1963 besluiten GS om nog één keer geld uit het potje te nemen om het tekort van het Zeeuws Tijdschrift te betalen en de dan nog resterende f 17.000,- over te maken naar de 'gewone dienst'. Daarmee is na tien jaar een einde gekomen aan het geheime potje van de provincie." Persoonlijk ben ik van mening dat het Zeeuws Tijdschrift z'n voortbestaan meer min dan meer aan het potje van Schout te danken heeft gehad. Want wanneer het potje van Schout er niet was geweest, dan had het college, van oordeel zijnde dat het in het belang van de provincie was het Zeeuws Tijdschrift voort te laten bestaan, het geld al eerder uit de 'gewone dienst' moeten halen. Onfortuinlijk genoeg wordt de suggestie gewekt alsof het Zeeuws Tijdschrift doelbewust heeft meegewerkt aan het 'verduisteren' van gelden die voor rampslachtoffers bedoeld waren. Gelukkig weet ik dat Slager het zó niet bedoeld heeft. "Het blijft tenslotte allemaal reconstructie." Paul van der Velde Postscriptum In het P.S. van zijn brief schrijft Slager dat het hem tegen valt dat er in het Zeeuws Tijdschrift geen aandacht is geschonken aan het saillante gegeven dat het Zeeuws Tijdschrift z'n voortbestaan min of meer heeft te danken aan voor rampslachtoffers bestemde gelden. Wellicht zal dit saillante gegeven in het volgende nummer door de recensent van 'De ramp, een reconstructie' en 'Het Op 24 april 1963 doet de afdeling financiën een nieuwe poging om de gedeputeerden ertoe over te halen het potje op te heffen en daarmee ook de geheime financiering van het Zeeuws Tijdschrift: 'Hoewel formeel niet geheel juist, lijkt de afdeling de meest voor de hand liggende oplossing om het ontbrekende gedrag van naar raming f 88,92 nog maar uit het potje te lichten en dan definitief onder het potje en onder deze wijze van subsidie verlening aan het Zeeuws Tijdschrift 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 40