'De Schoone Waardin" in gesprek met Rinus Ferdinandusse V.: Journalistiek, is dat een vak of is dat een roeping? A.: Dat is een vak. Absoluut. Daar is geen twijfel over mogelijk. Maar voor de beste journalisten is het bovendien een roeping. Laat ik niet zeggen "roepinghet is meereen "instinct". Voor de anderen is het een vak. Je kunt het leren. Er zijn mensen die worden er oud in. Je hebt mensen die denken: journalistiek, dat is om negen uur naar de krant gaan, liefst meteen boterham achterop in zo'n dingetje. En dan telexberichten afscheuren en bewerken. Er zijn ook journalisten die zeggen: de wereld is mijn te bestrijden en te ontdekken wereld. En die dat dan ook doen. V.: En wat is het voor u persoonlijk? A.: Voor mij persoonlijk is het een vak. V.: U gaat niet met een pakje brood achterop naar de redactie, neem ik aan.... A.: Het onderscheid is zo moeilijk. In de tijd, dat mensen dachten, dat het een roeping was, heb ik al die tijd geroepen, dat het een vak was. En toen mensen begonnen te roepen, dat het toch wel een vak was, dacht ik...het is geen vak, het is meer iets anders, ledereen doet tegenwoordig journalistiek en iedereen wil in de informatie. Dan ga je zien, dat er ook een hoop dingen niet deugen aan zo'n vak. Dat er grote groepen journalisten zijn, die er met hun pet naar gooien en dat er commerciële journalistiek is, dat er gemakkelijke journalistiek is. V.: Wat is de vorm van journalistiek die u bedrijft in uw krant. A.: Ik hoop, de beste die er is. Toch altijd waakzaam zijn, toch altijd het onderste uit de kan halen. V.: Waakzaam zijn ten opzichte van wat? A.: Machtsmisbruik. Dingen die niet deugen. Kijk, in deze maatschappij wordt alles onder de tafel geveegd, ledereen begrijpt alles en alles wordt uitgelegd. En alle dingen worden geregeld. En toch zijn er altijd wel mensen die zeggen: als het dan geregeld is, laat ik dan opschrijven hoe het geregeld is. V.: Toch bent u niet tegen gezag... A.: Gezag is de basis van de maatschappij. Waar ik vroeger tegen geweest ben is hol gezag. Toen ik jong was, was het vaak zo...de burgemeester had gelijk. Waarom? Omdat hij burgemeester was. En de voorzitter had gelijk, omdat hij voorzitter was. Je leest nu de verhalen van Kees Slager over de ramp van '53. Waarom was Zeeland zo geknecht, knullig landje vlak voor die ramp? Omdat al die burgemeesters op hun knieën werden bediend in Zeeland. Maar zo was het over het hele land. Als je zegt, dat er een dorpsbestuur moet zijn met een burgemeester, dan moet die er zijn. En als die man zegt, kijk eens...we gaan nu dit of dat doen, dan moet iedereen denken: daar zit-ie voor, dat moeten we doen. Dat soort gezag moet er zijn, anders kun je net zo goed ophouden. V.: Is er nu veel veranderd in de journalistiek sinds die tijd. U bent in '59 begonnen, het is nu '93. A.: Ontzagwekkend veel. De jour nalistiek van toen is niet te vergelijken met wat die nu is, omdat de kranten onvergelijkbaar waren. Elke partij in Nederland had z'n eigen krant. Er waren misschien wel 20 of 40 socialistische kranten. Je had katholieke kranten en je had protestants-christelijke kranten. Die schreven niet alleen om hun lezers voor te lichten, maar tevens om ze bij elkaar te houden. En die schreven dus, dat de anderen niet deugden. Clubkrantjes. Dat was de verzuilde maatschappij. Die is in de jaren '60 en '70 afgebroken. Je ziet nu, dat de journalistiek zich daaraan het ontworstelen is. Commercieel en rondkijkend denk ik, dat er nog veel te veel kranten zijn. Het worden er nog wel minder. V.: Gaat uw krant dan ook verdwijnen in de toekomst? A.: (smakelijk gelach...) Nee! Dat zeg ik niet. Als je rondkijkt, dan denk je...als iemand voor Nederland in die tijd een krantensysteem had mogen bedenken, had die gezegd: twee of drie nationale kranten en nog een christelijke erbij, dat is genoeg. Provincies worden op den duur toch regio's, dus zeven regionale kranten. Zou dat genoeg zijn? Anders zes. En er zijn er toch nog altijd 20. Als je doordenkt, zie je dat die ontzuiling zich nog verder zal voortzetten, dat er nog meer samengewerkt zal gaan worden. V.: Hoe ziet u zelf de toekomst van Vrij Nederland? A.: Zeer goed, ja. Mensen zeggen wel eens ....een opinieweekblad, waar bestaat dat nog uit? Er zijn altijd nog mensen, die niet voldoende hebben aan wat een ander ook heeft. Er zijn altijd mensen, die zeggen: ik wil meer weten. Zolang Vrij Nederland die dingen nog geeft, is er in Nederland plaats voor zeker een of twee weekbladen. Moet er gewoon zijn. V.: Tot slot nog even iets over Zeeland, de Zeeuwen.... A.: Mijn moeder zei altijd: een minuut - hoe lang ook - duurt altijd maar een minuut. Dat zijn van die wijsheden, waar ik sterk mee leef. Goed Zeeuws, goed rond helpt ook. Zeeland is iets, wat m'n leven getekend heeft. Als je gezien hebt, wat een dorp is en hoe de mensen daar dood gaan, hoe dat in een dorp ingreep en hoe een dorp daar op reageerde... En je ziet nu de haast, waarmee mensen onder de grond gestopt worden en de belachelijke crematoria die worden gebouwd, dan zie je wat er verloren is. Dat heb ik allemaal hier geleerd. Ik heb hier ook geleerd hoeveel soorten "zwarte kousen" er waren. Vroeger was de oogopslag van de Zeeuwen ontzettend bescheiden en teneergeslagen. Pas de laatste tijd zijn de Zeeuwen een beetje ontwaakt en denken....wij horen ook bij Nederland. Daardoor zijn ze veel helderder en blijer gaan kijken. Dat kun je nog steeds zien. Op de weg hier naar Zeeland toe zag ik op de stations wat zorgelijk kijkende mensen. Je bent nog niet voorbij Bergen op Zoom of de mensen staan meteen uitdagend op de perrons. Ze hebben ook anders gekleurde jacks aan. Niet dat sombere. Er was er maar een met een zwart jackje aan, maar de rest was allemaal heel kleurig. Ze hadden echt zo'n blije Zeeuwse blik. V.: Wat wenst u de jeugd van Zeeland nou het meest van harte toe? A.: Het ringrijdenha, ha, ha! Wat ik al eerder zei: als je je in je jeugd niet hebt afgezet, moet je het later doen. En dan heb je er altijd spijt van dat je het niet eerder hebt gedaan. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 17