Het Zeelandgevoel getekend
Hitier moest opnemen. En, Hitier,
dames en heren jongeren, nee, dat
moet u maar weten. In die tijd, eind
jaren dertig, werd het verschil tussen
Chamberlain en Hitler in één zin
beschreven: 'Chamberlain takes a
weekend in the country, while the other
takes a country in the weekend.' Nou,
over die Chamberlain gaat het verhaal
dat hij zijn speechwriter ontsloeg
omdat die speechwriter voor hem te
saaie toespraken schreef. En toen hij
de laatste toespraak van die
speechwriter ergens voor stond te
lezen kwam hij bij een zin, onderaan
kantje drie, en daar stond nog maar
één zin:
Dear chap, from here on, you're on
your own.'
Dochters
En precies zo zat ik daar gisteravond:
Dames en heren,
aangaande het Zeelandgevoel...
't Was eigenlijk, zoals u zich kunt
voorstellen, heel aandoenlijk: grijze
man in wereldstad Amsterdam
zwijgend onder het licht van de
leeslamp...en niks. Mijn dochters
kwamen af en toe binnen, en die
begonnen eerst te sarren: 'Komaan
pap, het spel van licht en lucht en de
reflexen van het water, komaan.'
En tien minuten later weer: 'Héé,
komaan, de wijde horizonnen en de
waaierig witte wolken, komaan, tikken
maar.'
Maar na een tijdje kregen ze ook
medelijden. Dan hoorde ik een smal
stemmetje door de kier van de deur:
'En het evenwicht van land en water.'
Of: 'De reigers langs de slootkanten.'
Zo werd het later en later. Mijn ene
dochter kwam welterusten zeggen en
fluisterde: 'Ik heb nog met de
avondwinkel gebeld, maar ze verkopen
geen fles boerenjongens.'
En de andere stopte me toen ze naar
bed ging een briefje in de hand en daar
stond één woord op. Dat ene woord
moest mij kracht geven om toch iets op
papier te zetten over het
Zeelandgevoel, terwijl uit dat woord
ook bleek dat ze me goed kende. Dat
ene woord luidde: 'Vrouwenpolder!'
Ik moest daar wel om glimlachen. Want
ik heb natuurlijk wel verteld dat toen ik
jong was vrouwen een belangrijk deel
hadden in mijn Zeelandgevoel. Ik heb
nog foto's van mijn oma's, dat heette
toen nog opoe's. Die waren in
klederdracht, net als een aantal tantes
van mij. En dat heeft mijn dochters
altijd zeer gefascineerd, het idee dat
als ik in Zeeland was blijven wonen, zij
de kans hadden gelopen ooit in
klederdracht te moeten opgroeien. Dat
is, toen ze nog jong waren, hun eerste
Zeelandgevoel geweest. Dan stonden
ze, toen ze een jaar of vier, vijf waren,
naar die foto's te kijken en dan zeiden
ze met hele kleine stemmetjes: 'Wij
blijven toch wel in Amsterdam wonen,
hèè?'
Dames en heren, vroeger, toen ik nog
cabaret speelde vertelden wij vaak op
het toneel die bekende pastoorsgrap,
die u ongetwijfeld ook wel kent.
'Een pastoor zegt tegen de jongens
van het dorp, op catechesatie:
'Jongens, jullie moeten niet zo achter
de meisjes aanlopen. Jullie kijken
alleen naar het uiterlijk. Naar het mooie
gezichtje en naar de rondingen van het
jurkje. Jongens, doe dat niet. Kijk ook
naar wat eronder zit.'
Dat was een grap die de mensen erg
leuk vonden. Het is een ouwe grap,
maar nu Nederland weer missieland is
geworden zal hij vast weer
terugkomen. Maar in die tijd moesten
wij ook een aantal keren optreden op
bijeenkomsten van predikanten.
Daarvoor hadden wij ook een aantal
predikantengrappen bij elkaar gebracht
- u weet wel: wat is het verschil tussen
een predikant en een tram. Een tram
stopt als-ie de draad kwijt is - en daar
hadden we ook die pastoorsgrap van
die jongens op dat dorp bijgedaan,
maar dan vanuit de predikant. De
predikant van het dorp zegt: 'Jongens,
kijk niet naar de rondingen van het
jurkje, kijk naar wat er onder zit.'
Doodse stilte. Niks.
En in de pauze zei de opperpredikant:
'Dat van die rondingen en dat jurkje,
dat is een steengoeie grap. Maar wij
vertellen 'm altijd met een pastoor.
Een wuuf az d'n diek
Daar moest ik gisteravond aan
terugdenken. Want een deel van mijn
Zeelandgevoel heb ik op dat terrein
opgedaan. En dat heb ik later ook wel
aan mijn dochters verteld. Dat ik,
tijdens vakanties, 's avonds op het
dorp zat, een kleine jongen, tussen
allemaal mannen onder de
Oranjeboom. En die mannen die
spraken over de vrouwen die daar
wandelden, in klederdracht. Daar heb
ik de uitdrukking geleerd: 'Een wuuf az
d'n diek.' Zeeuwse vrouwen staan
daarom in mijn hersens als trotse,
ronde, gezonde vrouwen, zo 'kelf az 'n
juuntje.' Een Zeeuwse vrouw, dat heb
ik daar geleerd, moest 'kruum an d'r
broek' hebben. Voor de al te jongeren
onder u: Kruim an d'r broek. U kunt
zich voorstellen wat voor indruk dat op
een kleine jongen maakte. Zeker, toen
korte tijd later een oom van mij werd
opgepakt en ontmaskerd als
kruimeldief. Ik heb die man altijd
bewonderd.
Ik heb later, in plaatjesboeken aan mijn
dochters laten zien dat de
klederdrachten van eiland tot eiland
verschilden. Maar erbij verteld dat dat
in wezen geen verschil maakte omdat
een échte Zeeuw daar dwars
doorheen keek.
En ik heb ze ook vaak verteld dat toen
ikzelf nog een jongetje van een jaar of
vijf, zes was, ik elke zondag in de kerk
zat tussen allemaal vrouwen in
klederdracht. En ik wist dat onder al
die rokken pepermuntjes zaten. Dat is
misschien mijn oudste Zeelandgevoel:
het ruisen van die rokken als die
pepermuntjes gepakt werden.
Dat is, zoals u weet, ook één van mijn
bijdragen aan de Zeeuwse cultuur
geweest. Een aantal jaren geleden heb
ik aan de Staten van Zeeland
voorgesteld dat zij een beeldhouwer de
opdracht moesten geven voor het
maken van een meer dan levensgroot
beeld van Neeltje Jans. Neeltje Jans
als een pronte Zeeuwse maagd,
oprijzend uit het water, dat is een beeld
van Zeeland, dat de hele wereld
aanspreekt, een vrouw az 'n diek.
U weet, daar is toen in de Provinciale
Staten lang over gesproken, maar ze
waren tóch tegen. Zo'n beeld van de
Zeeuwse vrouw, dat kón niet, dat was
eigenlijk discriminatie van de man.
Ze konden het trouwens niet eens
worden over de omvang van de pijlers.
Bestaat het Zeelandgevoel?
Maar ik dwaal af. Want zoals u zich
zult herinneren zat ik daar gisteravond,
onder de lamp, achter een wit papier
waarop maar een paar woorden:
Dames en heren,
aangaande het Zeelandgevoel...
57