Allochtone vrouwen in Zeeland
Iran in Zeeland
A. N. Mosterd-Kruyt
Het regent als ik het slapende dorp
binnenrijd. De herfst heeft in alle
hevigheid zijn intrede gedaan en ik
huiver als ik aanbel bij een huis in een
rijtje. De tuin is sober; meer dan een
grote boom en wat lage struiken staan
er niet in, maar het geheel is netjes
aangeharkt. Een vrouw doet open.
Ze heeft een klassiek Perzisch gezicht
en is lang en slank. Ze begroet me
vriendelijk als ze me binnenlaat en mijn
natte kleren aanneemt, waarna ze me
voorgaat naar de huiskamer. Deze is
stijlvol gemeubileerd en de combinatie
van donker eiken en leer ademt rust
uit. De vele planten verraden liefde
voor de natuur van de bewoners. Het is
er schemerig verlicht met wat
wandlampjes en een paar kaarsen op
tafel. Op de salontafel staan kopjes en
koekjes klaar en de vrouw vraagt me of
ik thee of koffie wil drinken. Dan is ze
even bezig in de keuken maar komt al
gauw terug met de thee, waaraan ik de
voorkeur geef. Ook haar bewegingen
zijn van een bedaarde rust en verraden
haar opvoeding in een rijke
aristocratische familie, zonder de haast
die zo vaak de westerse mens kenmerkt.
We wisselen wat beleefdheden uit,
maar al gauw is ze haar verhaal
begonnen en ze vertelt, telkens
teruggrijpend in haar herinnering over
haar jeugd, die fijn en beschermd was
tot haar leven hier in dit kleine dorpje in
Zeeland, dat in niets lijkt op haar
vaderland, maar waar ze toch ineens
een villa ziet op een van haar
fietstochten, die haar sterk doet denken
aan het huis, waar ze haar jeugd
doorbracht. Dit is haar verhaal:
Jeugd in Iran
Ik ben geboren in Iran, in Hamadan,
een grote stad ongeveer 200 kilometer
ten westen van Teheran. Ik ben nog
maar een paar maanden oud als het
gezin, bestaande uit: vader, moeder en
vijf kinderen verhuist naar het zuiden,
naar Masjedsoliman. Mijn vader is een
hoge functionaris van de Sjah,
commissaris van de Sjah in de
provincie zou je kunnen zeggen en dat
betekent dat hij nogal eens wordt
overgeplaatst. Als ik zes jaar ben
verhuizen we naar Abadan, ook in het
zuiden. Het huis daar kan ik me nog
goed herinneren. Het is een groot wit
huis, met 2 garages; een huis met zes
grote slaapkamers, een soort villa met
alle kamers gelijkvloers en
daaromheen een prachtige tuin. Als ik
aan het huis denk, ruik ik nog de
geurige bloemen, waarvan er zoveel in
de tuin stonden. Veel rozen ook.
Ik denk dat de bloemen in Iran sterker
geuren dan in Nederland. Hier mis ik
die geur wel eens. Misschien heeft het
te maken met het klimaat of de wind,
dat de geur hier veel minder is.
Mijn lichtgroene kamer deel ik met mijn
zes jaar oudere zusje die een echt
moedertje voor me is en op wie ik heel
erg gesteld ben. Ondanks de twee
bedden in de kamer is er nog meer
dan genoeg ruimte om te spelen.
In de zomer spelen we vaak binnen
omdat het dan veel te warm is buiten.
Of we zwemmen in het zwembad dat in
de voortuin is aangelegd. In Abadan is
nog een broertje geboren, zodat we
dan een gezin met zes kinderen
vormen, vier meisjes en twee jongens.
Mijn vader heeft het natuurlijk heel druk
met zijn werk, en mijn moeder is
eveneens een heel actieve vrouw.
Behalve haar representatieve
verplichtingen vanwege de baan van
haar man, die ze overigens met veel
plezier nakomt, doet ze ook veel
liefdadig werk. Samen met keizerin
Farah Diba en de prinsessen Shams
en Ashaf, zusters van de Sjah is ze
actief in vrouwenclubs. Maar ondanks
hun drukke bezigheden heb ik fijne
ouders, die veel aandacht voor de
kinderen hebben. We kunnen vrijuit
met hen praten. Ik kijk terug op een fijn
gezin met sterke ouders, die ons een
goede opvoeding hebben gegeven.
In Abadan ben ik op een privé-school
geweest, een school speciaal voor
kinderen van rijke ouders. Ik ging
alleen naar school, met mijn
vriendinnetjes.
Dagelijks leven
Later is het gezin verhuisd naar
Teheran en hoewel de school vlakbij
is, mag ik er niet alleen naar toe.
Mijn vader of zijn chauffeur brengt me
er in de auto naar toe. Mijn ouders
vinden het te gevaarlijk en we mogen
niet vaak alleen uit. We wonen dan nog
met vier kinderen in een mooi huis,
maar ik mis de tuin wel.
We gaan nu naar een gewone school
en eigenlijk vind ik dat leuker, want nu
leer ik ook een beetje het leven kennen
van gewonere mensen.
Een schooldag in Teheran, herinner ik
me nog, begint met een ontbijt thuis.
We moeten om acht uur op school zijn.
Tussen de middag warmen we ons
meegebrachte pannetje eten op in de
grote keuken van de school (in Iran
eten we namelijk twee keer warm per
dag). Om twee uur gaat de school weer
uit. Maar dan moet ik veel huiswerk
maken, dus als we thee hebben
gedronken met mijn moeder en haar
van onze belevenissen op school
hebben verteld, gaan we naar onze
kamer tot een uur of acht. Daarna gaan
we dineren, nadat ook mijn vader thuis
is gekomen. Na het eten gaan we al
gauw slapen, om negen uur, half tien.
Veel tijd om te spelen hebben we dus
niet. In Iran ga je naar de lagere school
tot je twaalfde, daarna naar de
middelbare school tot je achttiende,
waarna je een diploma krijgt.
Als je jarig bent, komen je vriendinnetjes
's middags allemaal op het feest en
's avonds komen de grote mensen.
Dan wordt er veel gelachen, gedanst,
gepraat en er is altijd veel taart. In Iran
wordt het Nieuwjaar gevierd op de
laatste woensdag van het jaar en dat
duurt wel dertien dagen. We maken
een vuur in de straat, waar we over
heen springen, zingend: "ik geef mijn
gele kleur aan jou en ik wil graag jouw
rode kleur terug hebbenDe eerste
dag gaat iedereen bij het oudste lid van
de familie op bezoek, de tweede dag
bij het op één na oudste familielid enz.
enz., maar op de dertiende dag is er
niemand thuis om bezoek te ontvangen,
want de dertiende is ook bij ons een
ongeluksgetal.
Studie in Engeland
Mijn zusje met wie ik destijds de kamer
deelde is al jong naar Engeland
gegaan, omdat ze met een Engelsman
is getrouwd. Als ik zeventien ben,
besluit ik ook naar Engeland te gaan.
Ik woon er een jaar bij mijn zusje en
haar gezin en studeer architectuur in
Essex. Dan krijg ik een kamer in een
63