Boekbesprekingen Tussen reconstructie en herinnering Joep Au werd a Het stroomgat door de Molendijk in het hart van Den Bommel. havenmeester die in Kortgene begint te schelden tegen de kastelein die het heldere inzicht heeft om de coupure met vloedplanken af te sluiten. (Een coupure is een soort noodzakelijke verlaging in de dijk, die bij vloed met speciale planken afgesloten moet worden.) "Ik ga over de vloedplanken, daar moet jij met je poten afblijven", schreeuwt de bejaarde havenmeester, die daarna vertrekt om verder te feesten in De Korenbeurs. Maar weinig gezagdragers blijken in tijden van paniek op hun taak berekend en doen wat er gedaan moet worden. Dat is redelijk voorstelbaar, en ook een heleboel gewone burgers reageerden compleet lamgeslagen op het gevaar, maar voor mij was het nieuw om erover te lezen. Het beeld dat, vlak na de ramp, in de pers is opgehangen - sterke, leidinggevende, gedecideerde, krachtdadige figuren - is vaak blijven hangen. Herman Besselaar, starreporter van het Algemeen Handelsblad, noemt in 1953 de burgemeester van Zierikzee een sterke figuur. "Door zijn duidelijke woorden is Nederland wakker geschud." Wat mij na het lezen van De ramp. Een reconstructie het meest verbaasde: waarom is dit boek niet eerder geschreven? Dat nooit eerder zo diepgaand onderzoek is gedaan naar andere dingen die gebeurd zijn, dan alleen; springvloed, een oppermachtige natuur, niets aan te doen? Naar die radioman, die nog een poging doet om in de lucht te komen met een nieuwe waarschuwing, maar helaas: het is nacht, geen uitzending. Naar die verdwenen vloedplanken, want opgestookt. Naar die burgemeester(s) die, in de rampnacht geconfronteerd met alarmerende berichten zo ongeveer als hoogste wijsheid heeft: mensen niet waarschuwen, want dan raken ze ook niet onnodig in paniek. Naar die deskundige van Rijkswater staat, Johan van Veen, die al in 1952 inziet dat de Zeeuwse dijken veel te laag zijn (en Elseviers Weekblad niet haalt omdat de hoofdredacteur geen paniek wil zaaien). Naar die waterschappen die geen abonnement hadden op de stormvloed waarschuwingsdienst, en dus geen telegram kregen over een naderend stormveld met een kwaaie kans op hoog water. Bejaarde havenmeester Kees Slager heeft in zijn boek kans gezien om tal van elementen van de ramp te belichten die veel mensen nog niet kenden. Neem de tweede rampnacht, van zondag op maandag, waarin veel mensen zijn omgekomen die gered hadden kunnen worden als zondag sneller was opgetreden. De schets van het gedrag van de verschillende autoriteiten: dijkgraven, burgemeesters, havenmeesters, wethouders tijdens de ramp is het meest ontnuchterend. Een 83-jarige Te grote lieslaarzen Naar aanleiding van Slagers boek zijn op televisie kritische documentaires uitgezonden over wat er werkelijk is gebeurd in de rampnacht. (De pro gramma's van Impact en NOVA, in december 1992 al, hebben de verkoop van Slagers boek trouwens geen kwaad gedaan.) Slager beschrijft hoe jonkheer mr. J. Schuurbeque Boeije, in 1953 burgemeester van Zierikzee, nogal snel de kluts kwijtraakt. Om één uur, in de eerste rampnacht, staat hij eerst een half uur bij de vloedplanken te kijken naar het stijgende water. Als de planken doorbreken moet hij vluchten naar hotel Smalheer. De voorgevel van het hotel stort ook snel in, waarna burgemeester, politieagent en directeur gemeentewerken via de stalen brand trap de buren bereiken. Onderweg raakt de burgemeester overstuur; hij denkt dat er ergens brand is, omdat de sirenes loeien. Hij heeft ze zelf besteld. 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 32