Grepen uit de geschiedenis van de kunst
in Zeeland (IV)
L. J. Bol
Zeventiende Eeuw
Gedurende bijna de gehele woelige
zestiende eeuw, tijd van veel zoeken
en beproeven, - dikwijls met belang
wekkend resultaat - had de Noord
nederlandse schilder de natuur:
landschap, luchten, dier en plant meest
veronachtzaamd of gemeden. Eerst
was zijn geest gans in beslag genomen
door de mens, zijn godsdienst en
historie, het ideologische en het
mythologische; dan had de strijd om de
religie en de vrijheid hem niet die rust
vergund waarin men de stoffelijke
dingen lang met genegen oog beziet.
Tegen het eind der eeuw komt de
verandering en verademing "Hoe is
alles veranderd"' (in 1598), schrijft Fruin
in zijn beroemde Tien jaren\
"De noordelijke gewesten, de roemrijke
Zeven, zijn voorgoed bevrijd, voor
spoedig te land en ter zee." Dit geldt in
hoge mate voor Zeeland, in die tijd na
Holland het belangrijkste gewest der
Zeven Provinciën, terwijl Middelburg
de tweede handelsstad was der
Republiek. Het is alsof eerst nu, als de
strijd tegen Spanje naar de periferie is
uitgegolfd, de geest der Renaissance
hier zijn uitgestelde blijde inkomst doet.
Een ongekend aantal schilders vindt
weldra in trouwhartige, onopgesmukte
getuigenissen van zijn belangstelling
voor de zichtbare wereld weerklank bij
vele liefhebbers. De kunst was nu
nauw verbonden met het volk en het
aantal miskende schilders lang zo
groot niet als een verouderde,
romantisch-anecdotische cultuur
historie meende.
Al in de zestiende eeuw was Middelburg
een welvarende handelsstad. De V.O.C.
(Verenigde Oostindische Compagnie),
gesticht in 1602, die in de Zeeuwse
hoofdstad een vestiging had, bracht er
nog meer rijkdom. Wel had een lang
durig beleg in 1573 en '74, dat de
overgang van Middelburg naar de zijde
van de Prins van Oranje teweeg bracht,
de stad deerlijk gehavend, de bevolking
uitgemergeld, handel en scheepvaart
lamgelegd. Maar niet verlamd waren
ondernemingslust en energie. Er volgde
een verrassend vlug herstel. De huizen
werden herbouwd, nering en navigatie
leefden op en vier jaar na de Overgang
bleek de stad te klein om de toe
genomen bevolking te huisvesten.
Ambrosius Bosschaert de Oude, Boeketje in Chinese vaas, koper 18,4 x 14,6 cm,
gemerkt met monogram, gedateerd 1605; particuliere verzameling.
Na de uitleg van 1578 tot 1591 was in
1595 weer een nieuwe nodig. En als
de jonge rechtsgeleerde, de later zo
populaire dichter Jacob Cats zich in
1603 te Middelburg vestigt ziet hij een
stad, verryckt door groot beslag en
neering uyt de zee, veel winckels in
de stadt en schepen op de zee.
Aan de materiële en culturele opbloei
van Middelburg hadden ook uitgeweken
Vlamingen. Antwerpenaars vooral, een
werkzaam aandeel. Hun grote invloed
op kerkelijk en staatkundig gebied, hun
bedrijvigheid in handel en industrie
moet hier onbesproken blijven.
Belangrijk is ook hun inwerking, om
niet te zeggen: overwicht, op het terrein
der schilderkunst geweest. De registers
van het Middelburgse St.-Lucasgilde
vertonen na de val van Antwerpen
42