Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (IV) Bosschaert heeft ook Bloemen in een mand geschilderd. De voorbeelden die ik ervan ken behoren tot zijn vroege werk. De horizon ligt hoog, waardoor het tafelblad lijkt te hellen. Een fraai voorbeeld van deze soort was te zien op de tentoonstelling Boeketten uit de Gouden Eeuw - Het Mauritshuis in bloei, zomer 1992, dat we hier afbeelden (afb. 5). De bloemen zijn mooi helder in hun rood-wit-blauwe koloriet. De mand is wat naar achteren geschoven om plaats te maken voor het bijwerk: een rose anjer, witte roos, een gele tulp, rose gevlamd, een libelle en een atalanta. Eenmaal zag ik ook een vroege Tinnen schaal met vruchten en een Siegburger schenkkan, met losse vruchten als bijwerk: een vroeg stilleven, gemerkt met het AB monogram, uit Bosschaerts Middelburgse periode. Ambrosius Bosschaert, de vader van het Middelburgse bloemstuk, kwam, als jongen van 14 jaar, met zijn ouders uit Antwerpen naar Middelburg. In de lexica en handboeken van vóór 1960 wordt hij ten onrechte geïdentificeerd met een gelijknamige "busmeester" van het Anwerpse St.-Lucasgild, die in 1588/89 als zodanig wordt genoemd. 'Onze' Antwerps-Middelburgse Ambrosius (de Oude) verklaart op 1 mei 1616 in Utrecht omtrent 42 jaar oud te zijn. Conclusie: hij moet dus in het laatst van 1573 of in 1574 geboren zijn. Op mijn verzoek werd in de Antwerpse doopboeken van 1573 tot '74 naar zijn doopdatum gezocht. Het doopboek "O.L. Vrouw Antwerpen" wees uit: op 18 november 1573 is te Antwerpen gedoopt Ambrosius, kind van Ambrosius Bosschaert (de moeder wordt alleen Joanna genoemd, zonder familienaam). Maria Bosschaert, Ambrosius' dochter, in Middelburg geboren, heeft een aantal notities over haar familie te boek gesteld. Ze schrijft dat haar vader te Antwerpen geboren was en "met syn ouders alhier (in Middelburg) om de relisie wille was comen wonen.Het is niet bekend wanneer Ambrosius de Oudste met zijn vrouw en hun enig kind ("mede Ambrosius geheten") naar Middelburg uitweek. Mogelijk was dit in 15872. Maria verklaart dat haar vader "gewoont heeft over het Stadthuys in de Noortstraet (te Middelburg) ten tyden dat Schaffer gebrant is.Het gezin woonde dus in dezelfde straat als Hortensia del Prado en Jacob Cats. Navraag en nasporing in Middelburg bracht geen opheldering over Schaffer noch over zijn vuurdood. In 1593 wordt Ambrosius Bosschaert voor het eerst vermeld in de Middelburgse St.-Lucasboeken en wel als "beleeder" (bestuurslid). De schilder was toen 20 jaar oud. In dit gilde kon men blijkbaar op jeugdige leeftijd zitting hebben in het gildebestuur. Daniël van den Queeckborn, eveneens een uitgeweken Antwerpenaar, was daar in 1590 al deken op ongeveer 26-jarige leeftijd. Dr. A.A. van Schelven getuigt in een studie3, dat de geïmmigreerde Zuiderbroeders in de Noordelijke gewesten opvielen door hun beweeglijker aard, hun roeriger optreden, hoe zij het toneel vulden, op de voorgrond traden en al spoedig bestuurdersposten bemachtigden. Dit laatste valt voor Middelburg inderdaad te constateren in het "Registerder der Dekens en beleeders van het St.-Lucasgilde vanaf 1585." In 1593 worden weer twee Antwerpenaren bestuurslid van het Middelburgse St.-Lucasgilde, namelijk Anthony Clement, gelaesmaecker (glazenier) en Ambrosius Bosschaert, schilder. Voor het kunsthistorisch tijdschrift Oud-Holland stelde ik uit allerlei bronnen een lijst van biografische notities (met opgave van hun herkomst) samen waaruit blijkt dat Ambrosius Bosschaert op zijn minst (1593 tot en met 1613) eenentwintig jaar in Middelburg gewerkt heeft. Daar de genoemde lijst uitsluitend Middelburgse en Arnemuidse gegevens bevat neem ik ze in het Zeeuws Tijdschrift in haar geheel over: 1593 Ambrosius Bosschaert is beleeder in het Middelburgse St.-Lucasgilde. 1597 Hij is deken van het Gilde. 1598 Oud-deken. 1603 Deken. 1604 Oud-deken. 1605 30 oktober, Ambrosius laat te Middelburg Maria dopen. 1607 10 juni, gedoopt Helena, kind van Ambrosius Bosschaert, Middelburg. 1609 1 maart, Ambrosius Bosschaert laat, te Arnemuiden, zijn zoon Ambrosius dopen. 1609 7 juni, Ambrosius Bosschaert is getuige bij het dopen van een kind van Melchior Wijntgis, Middelburg. 1610 13 juni, Maria Bosschaert, Ambrosius' vrouw, is doopgetuige te Arnemuiden. 1611 18 april, Ambrosius Bosschaert, schilder en borger deser stadt (Middelburg), koopt er een huis. 1611 15 juni, Ambrosius Bosschaert is doopgetuige te Arnemuiden. 1611 2 november, Ambrosius Bosschaert inwoonder der Stadt Middelburch verpandt zijn huis. 1612 Hij is deken van het Middelburgse St.-Lucasgilde. 1613 Hij is oud-deken. 1613 Abi aham, jongste zoon van Ambrosius Bosschaert, te Middelburg geboren. 1613 15 maart, Schuldbekentenis van Abraham Dekker te Amsterdam aan Ambrosius Bosschaert, coopman te Middelburch. 1613 18 november, Schuldbekentenis van Ambrosius Bosschaert, poorter der stad Middelburg. Behalve een fruitstuk is mij met zeker heid geen werk voor 1605 van Ambrosius Bosschaert bekend. Ik ben geneigd te veronderstellen dat in bepaalde perioden van zijn leven de kunsthandel voornamer inkomstenbron is geweest dan het kunstscheppen. Van Mander noemt Melchior Wijntgis, Cornelis Monincx en "de Heer Magnus op de Lange Delft" als Middelburgse schilderijenbezitters. Verder weten we dat de del Prado's, Courtens en Boudaens zich door Gortzius Geldorp en, iets later door Salomon Mesdach lieten portretteren". Ook zij zullen wel schilderijen van een ander genre bezeten hebben. Ambrosius Bosschaert dreef een aanzienlijke handel in schilderijen. We weten nu dat die zich niet beperkte tot Middelburg en dat hij schilderijen "gedaen van verscheyde meesters" verkocht. Werken van buitenlandse meesters - Georg Flegel en Veronese bijvoorbeeld - heeft hij ook verhandeld. Mij is ook een document bekend waaruit blijkt dat Bosschaert een grote partij schilderijen naar Engeland op zicht zond5. Omtrent de prijzen van het verhandelde is niet veel bekend. De Europa van Veronese had hij aan Melchior Wijntgis geleverd voor 100 gulden: "een stuck schilderie voor stellende de strijd tegen Spinola's galeien" (door H.C. Vroom?) was door Bosschaert in 1612 verkocht aan de Staten van Zeeland voor 240 gulden, een fruitstuk door Flegel, voorstellende een schotel perziken ("een schotel vol persen by eenen Jorian Vlegell") verkocht hij in 1613 aan Hubrecht Brentens in Middelburg. Welke prijzen bedong Bosschaert voor zijn eigen werk? Tot voor kort wisten we alleen dat hij in 1621 voor een "blompot" die hij gemaakt had voor "de bottelier van den Prins" (Maurits) duizend gulden had bedongen, een bedrag waarmee hij het nog verre wint 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 9