DE TRAGEDIE VAN DE EINDIGHEID De Schoone Waardin in gesprek met filosoof Jos de Mul Vliegende Hollander Jos de Mul is geboren en getogen in Terneuzen, in de Roeiersgang, een klein steegje in de buurt van de sluizen. Vader De Mul was sluismeester, moeder werkte in het zwembad en als oudste van drie jongens groeide Jos op in een gezin, waar in principe en in het redelijke alles mogelijk was. "Het was een vrij klein wereldje. We woonden nogal een eindje van de binnenstad af, dus veel kontakt met andere kinderen had je niet", vertelde De Mul over zijn Terneuzense jeugdjaren, "maar toch heb ik plezierige herinneringen aan die tijd. Veel natuur, veel aktiviteiten en natuurlijk veel grote zeeschepen, die voor het kanaal Gent- Terneuzen geschut moesten worden. Daar is ook wel een soort verlangen ontstaan om kennis te maken met andere dingen. Schepen hebben iets heel romantisch. Je ziet ze als kind vertrekken en je mijmert dan waar zo'n schip naar toe gaat. Ik kom niet uit een echt "gestudeerd" milieu, maar ik heb het geluk gehad, dat mijn ouders ons altijd heel sterk hebben gestimuleerd om wat studie betreft onze interesses te volgen. Mijn ouders hebben door de tijd waarin ze opgroeiden zelf niet de mogelijkheden gehad om hun eigen capaciteiten volledig te kunnen verwerkelijken wat dat betreft. Vandaar dat ze ons wel alle kansen gaven en daar hebben we alledrie de vruchten van kunnen plukken. Of filosofie me altijd al geboeid heeft? Ja, eigenlijk wel. Ik herinner me, dat ik op de middelbare school al tal van filosofen begon te lezen, zoals Nietzsche. Dat sprak me bijzonder aan. Dat had weer te maken met mijn behoefte om verder te vragen. Sommige mensen zijn snel tevreden met bepaalde antwoorden of zekerheden, anderen vragen door. Zonder te willen zeggen, dat het een beter zou zijn dan het andere, moet ik wel zeggen dat ik hoor bij de categorie die doorging met vragen. Op levens beschouwelijk gebied wel te verstaan, want ik ben niet bijzonder nieuwsgierig aangelegd waar het privé-aangelegen- heden betreft. Maar ook literatuur, toneel en kunst interesseerden me al toen ik nog op de middelbare school zat. Mijn vriend Paul van der Velde - waar ik naast zat in de klas - en ik richtten samen een literair tijdschrift op, we nodigden schrijvers uit op literaire avonden, we schreven een toneelstuk en voerden dat uit, we hielden ons met kunst bezig, kortomhet was echt een inspirerende tijd waarin heei veel gebeurde en we haalden regelmatig de krant. Een goede leerschool was dat, want ook later heb ik me veel bezig gehouden met het organiseren van allerlei culturele en wetenschappelijke evenementen. Hoewel ik van jongsafaan ook geinteresseerd was in biologie, lag het dus toch wel een beetje voor de hand, dat ik filosofie ging studeren, al heb ik ook kunstgeschiedenis gestudeerd en ben ik ook altijd m'n belangstelling voor literatuur blijven houden. Of ik de relatie tussen filosofie, kunst en literatuur kan uitleggen?' Jos dc Mul Diltheys hermeneutiek van het leven Kok Agora Het proefschrift van Jos de Mul. Het ongezegde Er wordt heel even heel diep nagedacht. "Je zou kunnen zeggen", vervolgt Jos de Mul bedachtzaam, "dat kunst, literatuur, filosofie en religie vergelijkbaar zijn in die zin, dat het allemaal pogingen van de mens zijn, om antwoorden te vinden op en uitdrukking te geven aan allerlei levensbeschouwelijke vragen. De wijze, waarop dat in de kunst gebeurt spreekt me bijzonder aan. In het verleden zijn filosofen wel eens wat aanmatigend geweest ten aanzien van de kunst, omdat ze dachten dat zij het laatste woord over de kunst zouden kunnen hebben.En daarmee die kunst wellicht overbodig zouden kunnen maken. Volgens mij kan dat helemaal niet. Maar wat een filosoof wel kan doen, is van de vele "lagen", de vele perspectieven die in een kunstwerk verenigd zijn, er bepaalde expliciteren. Laat ik de literatuur even als voorbeeld nemen. Een filosoof is het daarin niet zozeer te doen om wat een schrijver zegt, maar juist om datgene wat hij niet zegt, maar wat desondanks in die roman of in dat gedicht besloten ligt. Er zijn allerlei onuitgesproken vooronderstellingen die daaruit spreken en die te verhelderen, die onder woorden te brengen is wat een filosoof kan doen wanneer hij wil spreken over een literair kunstwerk. Ontwortelde Kunst? De filosoof Hegel heeft ooit gesproken over "het einde van de kunst", zo rond 1800. Volgens Hegel was de kunst lange tijd een natuurlijke uitdrukking van een bepaalde gemeenschap, in de Middeleeuwen bijvoorbeeld drukte kunst bepaalde religieuze gevoelens uit. Schilderijen waren als het ware de Bijbel voor de armen. Al kon je niet lezen, dan kon je door het kijken naar die schilderijen toch deelgenoot worden van die religieuze gemeenschap. Wat er daarna gebeurde, zegt Hegel, is, dat kunst dat gemeenschappelijke uitdrukkingskarakter verloor en dat kunst steeds meer een individuele uitdruking werd van kunstenaars. Dat betekende, volgens Hegel, dat kunst niet meer onmiddellijk te vatten viel. Kunst kreeg steeds meer de behoefte aan een bepaalde uitleg. Dat is volgens Hegel de reden dat de kunstweten schappen en de kunstkritiek zijn ontstaan. Veel van de hedendaagse kunst op het gebied van de muziek, de literatuur en ook in de beeldende kunst spreekt ons volgens mij daarom ook niet meer onmiddellijk aan. Ik heb zelf vaak steun aan zo'n vorm van toelichting om je -als het openen van een deur - naar zo'n kunstwerk toe te kunnen leiden. Er bestaat nog steeds een idee, stammend uit de Romantiek, 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 10