Allochtone vrouwen in Zeeland
Ludwika Buczynski voor de kleurterschooll-crèche met kinderen.
de USSR. De Polen kregen amnestie,
dat betekende vrijheid en meer
beweging. Voor de Poolse
weeskinderen verspreid over heel
Rusland betekende het ook bevrijding.
Ze werden opgespoord en bij elkaar
gebracht in Poolse weeshuizen. Ik was
één van die kinderen. We waren
gelukkig omdat we weer in het Pools
konden lezen, zingen en dansen.
Ik hoefde niet meer bang te zijn voor
een pak slaag als ik iets tegen een
vriendinnetje vertelde over Polen.
In Rusland werd er een Pools leger
gevormd van 44.000 manschappen
onder leiding van generaal Anders.
Met hen hebben de kinderen en
vrouwen uiteindelijk dit onmenselijke
deel van Rusland verlaten. Toen waren
er nog slechts enkele duizenden
gedeporteerden in leven.
Terug in Polen
In 1946 keerden we terug naar Polen.
De dag dat we aankwamen zal ik nooit
vergeten, ook al was ik pas 12 jaar.
Het was Palmzondag en prachtig weer.
Toen de trein op het station stopte,
knielden we van blijdschap en kusten
de Poolse grond. Wij zijn daarna ook
naar de kerk geweest om God te
danken voor de terugkeer naar ons
vaderland.
Ik werd naar Kutno nabij Warschau
gebracht. Na twee maanden werden we
verspreid over verschillende
weeshuizen. Samen met mijn broer
kwam ik daarna in Bardo Slask, waar ik
drie jaar ben geweest en mijn lagere
school heb afgemaakt. Terugkijkend op
deze periode was dit voor mij een
aangename en onbezorgde tijd.
Later werd ik op een meisjes-internaat
met lyceum geplaatst, in Lubomierz.
Hier werd ik in versneld tempo (drie
jaar) opgeleid voor kleuterleidster.
Polen had handen nodig voor het werk.
Ik kreeg diverse vriendinnen, met wie ik
sportte, zong, volksdanste, aan toneel
deed en declameerde. Dit waren
destijds zeer gebruikelijke
vrijetijdsbestedingen. Op deze wijze
werden ieders talenten verkend. Tijdens
de vakanties werkten we net als alle
Polen hard mee aan de wederopbouw
van het land. Ik herinner me dat ik in die
tijd veel stenen heb afgebikt.
Na mijn lyceum-tijd werd ik te werk
gesteld. Ik kreeg een baan als directrice
van een kleuterschool voor de kinderen
van het personeel van een textielfabriek.
Het was hard werken van 's ochtends
vroeg tot 's avonds laat. Ik was niet
alleen verantwoordelijk voor de opvang
van zo'n 80 a 150 kinderen, maar ook
voor de boekhouding, de inkoop en als
plaatsvervangster bij de crèche. Dit
werk heb ik gedaan tot ik in 1962 naar
Nederland ging.
Naar Nederland
Je kunt mijn komst naar Nederland min
of meer zien als een politieke vlucht.
De grond in Polen werd mij te heet
onder mijn voeten. De communistische
partij had in die tijd een grote invloed en
verlangde van je dat je lid was van de
partij. Ik vond dit principieel onjuist.
Ik zag dat er sprake was van een
voorkeursbeleid van de partij
secretarissen op allerlei fronten;
bijvoorbeeld bij het toewijzingsbeleid
van huizen, scholen en werk. Ik wees dit
af en sprak dat uit. Overigens was ik
hierin niet de enige. Ondanks dat
voelden wij ons in Polen vrijer dan in
andere Oosteuropese landen.
Het gevolg van mijn meningsuiting was
dat men mij meer en meer ging
controleren en zocht naar problemen.
Anderen waarschuwden mij ervoor dat
ik voorzichtiger moest zijn en dat mijn
doen en laten werd gevolgd door de
partij. Uiteindelijk bleek dit ook waar te
zijn. Een vriend van een vriendin had
veel over mij doorverteld en dit was in
archieven vastgelegd. Hierdoor voelde
ik me bedreigd.
Ik ben twee jaar bezig geweest om een
vergunning te krijgen voor een reis naar
"een neef" in Nederland. Van hem had
ik een uitnodiging gekregen voor een
bezoek. In werkelijkheid wilde ik naar de
broer van een vriendin, een Poolse man
die na de oorlog in Nederland was
blijven wonen. Ik correspondeerde met
hem en hij had mij ten huwelijk
gevraagd. Uit de brieven begreep ik dat
Nederland rijker was dan Polen.
Op school had ik wel iets over
Nederland geleerd, o.a. dat het een vrij
kapitalistisch land was.
Op 5 december 1962 kwam ik in
Nederland aan samen met mijn
dochtertje van zeven. Ik was toen
31 jaar. De eerste indrukken van
Nederland kan ik me nog goed voor de
geest halen. Door de ramen van de trein
kon ik zo in de Nederlandse huiskamers
kijken. Alles was open, nergens
gesloten luiken of gordijnen. Dit leek mij
een land zonder geheimen. Zo herinner
ik me dat ik een vrouw voor het raam
zag staan, die haar gymnastiek
oefeningen deed.
De mensen om me heen begonnen uit
zichzelf contact te zoeken. Ook al
konden we eikaars taal niet verstaan,
met handen en voeten begrepen we
elkaar toch. Dat gaf me een warm
gevoel. Ook de conducteur was erg
behulpzaam. Hij hield me goed in de
gaten. Toen ik in Schiedam was uit
92