Hij zingt omdat hij zingen moet
P.C. Boutens (1870-1943) herdacht.
Francisca van Vloten
De tentoonstelling Ik heb iets bijna schoons aanschouwd, ter gelegenheid van de 50e sterfdag van P.C. Boutens
samengesteld, was van 13 maart t/m 13 juni 1993 te zien in het Letterkundig Museum in Den Haag. Van 26 juni t/m 12
september 1993 is de tentoonstelling ingericht in de Zeeuwse Bibliotheek, Kousteense dijk 7 te Middelburg.
Het in april 1925 tussen België en
Nederland gesloten verdrag over de
vaart op de Schelde vormde de
aanleiding tot P.C. Boutens'
hartstochtelijke pleidooi voor de 'vrije'
Schelde:
Die deze regels heeft gezongen,
Hij zingt omdat hij zingen moet:
Hij is van huis een Zeeuwsche jongen
Die mint zijn Schelde als 't eigen bloed
(Nieuw Zeeuwsch Geuzenlied. 1927).
Opmerkelijk bij de actualiteit betrokken
regels voor de man die het eerste
gedicht dat hij buiten beperkte kring
publiceerde begon met de woorden:
Ik sioot de blinkevenstren van mijn Ziel.
Toen in herfstavonds stille-tintengloor
Het laatste blad zijn gouden reis begon -
Al wat mij lief was uit den grooten tuin
Der Wereld, had ik lang met teedre zorg
Overgeplant m warmen zielegrond
(Verzen, 1898).
Boutens is voor alles de vertolker van
een innerlijke wereld geweest: een
dichter die inderdaad zong omdat hij
zingen moest. "Ik heb mijn weg moeten
gaan zei hij daar zelf, bij de viering van
zijn 60e verjaardag, van. "Ik heb altijd
geleefd in die hoogere, duurzame
wereld, die achter ons armzalig
menschenbestaan is."
Maakt dat hem tot een tijdloos dichter?
Spreken zijn verzen nu nog aan of
vergaat het de lezer als de dichter Jan
Kuijper? "Van heil en taal,/ wartaal en
onheil wacht ons een gastmaal,/
waarvan je al gauw zult zeggen: ik ben
zat." (De tombe van P.C. Boutens, in:
Wendingen, 1992).
Uit de studies die in de loop der jaren
over Boutens zijn verschenen, wordt in
elk geval duidelijk dat deze 'gedegen
vakman' alleen te begrijpen is tegen de
achtergrond van zijn (geestelijk) leven.
Achtergrond
Pieter Cornelis Boutens werd op
20 februari 1870 geboren in Middelburg,
P.C. Boutens naast de koetsier, Middelburg, ca. 1890.
Foto: Zeeuws Documentatiecentrum, Middelburg.
als vierde kind van de uit Breskens
afkomstige pottenbakkersknecht Pieter
Cornelis Boutens en zijn uit
Waterlandkerkje stammende
echtgenote Wilhelmina de Vey. Boutens
sr had in Middelburg een goedlopende
zaak in 'lampen, porselein, glas- en
aardewerk' opgebouwd. Pieter jr was
een ziekelijk kind, 'moeders zorgenkind'
in woorden van Karei de Clerck Uit het
leven van P.C. Boutens, 1969).
Periodes van gedwongen rust maakten
hem 'meer mijmerziek dan speels-
gezind'. Als leerling bleek hij snel en
begaafd, maar de omgang met zijn
medescholieren was vanaf het begin
moeizaam. Ook op het Middelburgs
gymnasium een uitblinker, vooral in
Latijn en Grieks, werd de jonge Boutens
een stuwende kracht in het
gymnasiastengezelschap Nihil Sine
Labore: hij vertegenwoordigde er het
literaire, het poëtische element.
Regelmatig vroeg hij naast Potgieter,
Vosmaer en Multatuli aandacht voor het
werk van de onbekende dichter
J.F. Bincq, ongetwijfeld een pseudoniem
voor P.C. Boutens. De eenzaamheid
zoekend, zwierf hij alleen of met zijn
schoolvriend Anthonie Moolenburgh
over Walcheren, door het schilder
achtige Veere, naar de Manteling bij
Domburg, langs het verlaten strand van
Vlissingen, door het woeste duin van
Zoutelande. Hij las de klassieken,
vertaalde Plato's Symposion in zijn vrije
uren. De godsdienstige verscheurdheid
na de Doleantie van 1886 leek hem, in
tegenstelling tot zijn streng gelovige
familieleden, nauwelijks te raken. Zijn
studiekeuze bracht het conflict aan de
oppervlakte: niet bij de theologische
faculteit, zijn vaders wens, maar bij de
afdeling klassieke letteren van de
rijksuniversiteit Utrecht liet hij zich in
september 1890 inschrijven.
Twintig jaar was Boutens toen hij in
Utrecht aankwam, ouder en ernstiger
dan de gemiddelde eerstejaars. Omdat
zijn vader weigerde zijn studie te
betalen, was hij afhankelijk van de steun
96