Een die er buiten valt Jan Campert herdacht Justine Borkes Het is niet veel dichters gegeven om na hun dood te worden herdacht met een bundeltje met in memoriam- gedichten. Het plaatst de uitspraak van Jan Campert zoals gedaan in een gedicht 'wie weet slaag ik in de dood' in een bijzonder licht. In de dood is hij in ieder geval geslaagd om het maar eens wat navrant uit te drukken. Vaak krijgt een leven pas het perspectief dat het verdient nadat iemand is overleden. Zeker bij Jan Campert, wiens dood in Neuengamme op 12 januari 1943 - dit jaar dus vijftig jaar geleden - zo'n 'waarheidsstempel' op zijn leven heeft gedrukt. Het heeft dus zeker zin vanuit het einde van zijn leven terug te kijken, te beginnen met 'In memoriam', het bundeltje dat in een beperkte oplage in een prachtige uitgave door A.A.M. Stols - de uitgever ook van zijn 'Verzamelde Gedichten' - is uitgegeven. In memoriam In de inleiding tot de bundel schrijft Clara Eggink dat Jan Campert met zijn 'Sonnetten voor Cynera' heeft bewezen een groot markant schrijver te zijn. Daarmee geeft zij een bevestiging van de door Martinus Nijhoff opgemerkte echte dichterlijkheid van Jan Campert. Hij besluit zijn bespreking van Jan Camperts 'Verzen' uit 1925 met: "en ik hoop, dat de muze hem verhoren zal zodra hij ernstiger werkt en bidt". De ernst van het leven heeft hem onverbiddelijk ingehaald en zo misschien wel zijn grootste wens vervuld: een echte dichter te zijn. Hierna volgt een gedicht dat voor zichzelf spreekt in zijn herdenking van Jan Campert, die het meest bekend is geworden als de dichter van 'Het lied der achttien dooden' en die zelf, door de Duitsers vanwege verzetswerk opgepakt, te Neuengamme stierf. IN MEMORIAM JAN CAMPERT Ik heb je in mijn droom teruggezien Een vuil verband om het vermagerd hoofd, Van vrijheid maar niet van je moed beroofd Je stap was hoopvoller dan ooit misschien. Gebroken met het leven van voordien En afgerekend met het liefste hoofd, Heb je wel zeker geen moment geloofd Het oude leven nimmer weer te zien. Zoo ging je in den morgen over 't plein. Waar honderden de kleine ruimte deelden En zag hoe in den herfst'gen zonneschijn De musschen met de laatste kruimels speelden. Misschien ging door je hoofd een klein refrein, Schonk een gedicht zijn laatste kleine weelde. Jan Spierdijk Jan Campert is vooral bekend geworden als de dichter van het verzet, maar hij heeft zich ook 'daadwerkelijk' ingezet en daarvoor is hij, zoals gezegd, gearresteerd en weggevoerd met de bekende droevige afloop. Weer staat onze kuituur in brand. Meer dan ooit is het duidelijk hoe moeilijk en moedig het is om in woord en daad in verzet te komen. Ter herdenking van deze Jan Campert die vijftig jaar geleden voor de goede zaak is gestorven, wil ik hier het gedicht 'Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht' laten volgen. Het staat in handschrift in de 'Verzamelde Gedichten' tegenover de hieronder opgenomen foto van Jan Campert. Jan Campert West-Kapelle In deze omgekeerde biografie staat deze ernstige foto van de dichter/ schrijver centraal. 'Ach zal ik ooit ontkomen het neerslachtig kind dat ik ben' schrijft hij in de bundel 'Verwilderd landschap' uit 1936. In mei 1939 heeft hij in West-Kapelle gelogeerd, het dorp van zijn jeugd, en hij ontdekte er een bron van motieven. 'Alsem', een boek dat hij nooit heeft voltooid, vindt in West-Kapelle zijn oorsprong. Het vertoont sterke, letterlijke overeenkomsten met 'Het huis aan de dijk' uit 1930, dat zijn eerste gewone proza-uitgave was. West-Kapelle als begin- en eindpunt dus van zijn verhalend werk. In 1935 was zijn gedicht 'Lof van Walcheren' verschenen, dat als laatste in zijn 'Verzamelde Gedichten' is opgenomen. Francisca van Vloten heeft het in haar Zeelandgevoel in het afgelopen decembernummer van het Zeeuws Tijdschrift opgenomen. Het is een Jacques Brel-achtig gedicht als 'Mijn Vlaanderenland' en het leent zich heel goed om op muziek gezet te worden. Het is 'Lof van Walcheren' maar ook een credo. Het getuigt ook van het merkwaardige absolute gevoel dat mensen over hun (geboorte-)plaats hebben. Jan Campert is in Spijkenisse bij Rotterdam geboren, maar hij heeft vanaf zijn derde jaar in West-Kapelle gewoond. Een schilderij van Ferdinand Hart Nibbrig, 'Gezicht op Zoutelande' geeft dit landschap van zijn jeugd het beste weer. Het karakter van het impressionisme, zoals dat onder deze afbeelding in 'Schrijvers en schilders' werd gekarakteriseerd, paste zeker ook bij Jan Campert: 'Bis in die fingerspitzen nervös zu sein'. Nerveus tot in zijn vingertoppen. Het schilderij zelf hangt overigens in het Rijksmuseum. Walcheren speelt een belangrijke rol in het ieven van en werk van Jan Campert. Het is het verloren paradijs van zijn jeugd. Kan hij het in 'Lof van Walcheren' bezingen ais een paradijs, in zijn proza zit een soms wat onhandig teruggrijpen op die voor hem voorgoed afgesloten periode. 'Een die 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 27