Het verlangen naar de overkant havenstad met haar kosmopolitische Skyline en vice versa. Hoewel ik het bijzonder naar mijn zin heb in Molenhoek, kan ik niet zeggen dat ik er mij in alle opzichten thuis voel. Wat ik mis - of waarschijnlijk beter: wat ik koester als gemis - is de 'Bodenstandigkeit' waarover Heidegger spreekt. Ik voel me niet werkelijk 'gebonden' aan de Limburgse grond waarop ik woon. Met Rotterdam heb ik evenmin die verbondenheid die mij vroeger, heel vroeger tot Zeeuw maakte. Ik schrijf met nadruk 'vroeger', omdat de jaren dat ik na mijn studie opnieuw in Terneuzen woonde mij hebben geleerd dat ook daar mijn thuis niet langer is. Er schuilt een algemene waarheid in de woorden die Adorno, de joodse filosoof die aan het eind van de jaren dertig de gruwelen van Nazi- Duitsland ontvluchtte naar Amerika, sprak toen hij na de oorlog tevergeefs trachtte opnieuw te aarden in Duitsland: "Once you've crossed the ocean, you're always on the wrong side", lets soorgelijks geldt ook voor mij: vanaf het moment dat ik de Schelde overtrok, heb ik me nooit meer aan de juiste zijde bevonden. Global village Heeft Heidegger gelijk als hij in Warum bleiben wir in der Provinz beweert dat de geboortegrond bepalend is voor ons denken? Ongetwijfeld is het zo dat de mens op grond van zijn radicale eindigheid in ruimte en tijd onvermijdelijk gekenmerkt wordt door een zeker provincialisme. Onze ervaringshorizon wordt gevormd door de eng begrensde levenssamenhang waarin we opgroeien. Wie opgroeit in een boerengemeenschap in het Schwarzwald ontwikkelt zonder enige twijfel een ander wereldbeeld en een andere levensbeschouwing dan iemand die opgroeit in een stad als Berlijn of Amsterdam, of in een klein provincieplaatsje aan de Schelde. Wie het werk van Heidegger leest, valt het op dat veel van de centrale begrippen van zijn filosofie ontleend zijn aan de bossen. Zo vergelijkt Heidegger, om een enkel voorbeeld te noemen, het Zijn meteen 'Lichtung', een open plaats in het bos waar de dingen uit het duister aan het licht treden. Ook Heideggers kritiek op de stedelijke cultuur lijkt voort te komen uit de sfeer van de conservatieve katholieke boerengemeenschap waarin hij opgroeide, wat een criticus van Heidegger ooit deed opmerken dat zijn hele denken dient te worden beschouwd als een 'agrarische Reaktion'. Nu dient hier ter relativering van het bovenstaande onmiddellijk aan te worden toegevoegd dat de tijd waarin Heidegger opgroeide, moeilijk kan worden vergeleken met de huidige. Waar de regionale verscheidenheid in het begin van deze eeuw zowel in Duitsland als in Nederland nog aanzienlijk was, zijn de verschillende regio's in de twintigste eeuw - meer of minder snel en volledig - deel gaan uitmaken van de 'global village' die de westerse wereld in toenemende mate is geworden. Dat heeft met alleen te maken met de razendsnelle verspreiding van massamedia als de televisie, die maakt dat mensen uit uiteenlopende regio's een met onbelangrijk deel van de dag in een gemeenschappelijk electronisch cultuurlandschap vertoeven, maar ook door de grote mobiliteit van de hedendaagse burger (mijn omzwervingen door Nederland zijn verre van uniek: in Molenhoek vormt de autochtone bevolking inmiddels een echte minderheid) en de gelijkvormig heid van het hedendaagse verstedelijkte landschap met haar nauwelijks van elkaar te onderscheiden winkelcentra, recreatievoorzieningen en verkeersknooppunten. Toch mag deze gelijkvormigheid ook niet worden overdreven. Niet alleen is een belangrijk deel van de huidige Nederlandse bevolking nog opgegroeid in een tijd waarin de 'Global village' nog in de kinderschoenen stond en de regionale verscheidenheid en afzondering nog groter was als nu, maar ook nu nog bestaat er zelfs in een klein land als het onze een grote (sub)culturele en landschappelijke verscheidenheid. Deltadenken Als ik mijn eigen geboortegrond in ogenschouw neem, dan geloof ik - zonder de invloed ervan tot de meest dominante, laat staan enige determinant te willen verheffen - dat hij een belangrijke rol heeft gespeeld in mijn ontwikkeling als filosoof. De ervaring van het voortdurend komen en gaan van schepen riep in mij als kind een onbestemd verlangen op naar de verre streken waarnaar zij voeren. En misschien wel juist omdat ik niet wist dat veel schepen niet verder kwamen dan Gent, had mijn fantasie vrij spel daarbij de meest exotische bestemmingen te verbeelden. Om die reden herkende ik mij sterk in Jan Gielkens opmerking over kustplaatsen in zijn bijdrage aan de eerder door dit tijdschrijft gepubliceerde serie Het Zeelandgevoel: "Elke kustplaats is een plaats van heimwee naar het volgende werelddeel, een plek van verhalen, van verleden, van toekomst. Kustplaatsen zijn incomplete steden, ze leven van het heimwee naar hun andere helft, die in zee ligt" (Van der Velde 1993, 25). In mijn boek Het romantische verlangen in (post)moderne kunst en filosofie heeft dit onbestemde verlangen model gestaan voor het beeld van de (post)moderne mens dat ik daar ontwikkel. In zekere zin was het nog steeds de driejarige kleuter op de bolder die de schepen naar de verre oorden van zijn verbeelding zag vertrekken, die daarin schreef: "Niet in de voltooiing van deze verlangens ligt hun grandeur (die voltooiing is ons op grond van onze eindigheid ontzegd), maar in het feit dat deze verlangens ons deze eindigheid in zekere zin doen overstijgen (De Mul 1991b, 29). En de beschrijving van het menselijke streven naar een overstijging van het alledaagse lijkt eveneens ontsproten te zijn aan de mijmeringen van een kleuter over avontuurlijke reizen per schip, die ons overlevert aan de elementen: "De transcendentie ligt niet volledig in het vermogen van de verlangende mens - het gaat er eerder om zich er voor open te kunnen stellen - maar kan zeker ook niet zonder de mens plaatsvinden. Het streven naar transcendentie blijft in die zin altijd een avontuur, waarvan de afloop niet alleen door ons wordt bepaald" (De Mul 1993, 30). De vroege indruk van de eeuwige beweging van het water, en sinds Freud weten we hoe cruciaal dergelijke vroege indrukken zijn, maakte dat Heraclitus' beroemde fragment 'panta rhei' (alles stroomt), dat ik later tijdens mijn studie leerde kennen, op mij overkwam als een oude vertrouwde 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 6