Over Cornelis de Vos: (1584/5-1651) Foto 5. Cornelis de Vos, Zicht op de stad Hulst, Hulst, Stadhuis, 1628. schilder als leermeester van zijn zoon op de goede reputatie die De Vos op dat terrein genoot. Rond 1628 had De Vos het hoogtepunt van zijn professionele carrière bereikt. Zijn portretteerstijl was aantrekkelijker dan ooit en de opdrachten bleven niet uit. Voor 'eigen gebruik' maakte hij in 1627 een portret van zijn vijftien maanden oude dochter Susanna (Frankfurt, Stadelsches Kunstinstitut). Ongeveer een jaar later voltooide hij het levensgrote maar posthume portret van Maria-Anna Schotten, die als drieëntwintigjarige zwangere vrouw op 31 januari 1628 overleed (foto 3). Haar echtgenoot Carolus Schotte, Heer van Herbais en Tychel, raadsheer pensionaris van de stad Brussel bestelde het portret voor het epitaaf in de Brusselse Ste.-Goedelekerk (nu te Boston, Museum of Fine Arts). Een niet geïdentificeerd dubbelportret uit de collectie van Raby Castte (Co. Durham) (foto 4) ontstond rond dezelfde tijd evenals de zogeheten 'Kaartspelers' uit het Nationalmuseum te Stockholm en 'het Mystieke Huwelijk van de H.- Catharina' momenteel in Frans privé-bezit. Precies op dit ogenblik in zijn loopbaan herinnerde Cornelis de Vos zich dat hij geboortig was van Hulst'. Hoewel helemaal niets bekend is over enige band tussen het gezin van Jan de Vos en Hulst na het vertrek van de schilder op ongeveer twaalfjarige leeftijd, kreeg hij het idee iets voor zijn geboortestad te doen. Een opschrift aanwezig op het schilderij 'Zicht op de stad Hulst' (Hulst, Stadhuis, raadzaal) verklaart de reden van de schenking: (foto 5) Als men dusent ses hondert achtentwintich sach gheschreven, doen heeft Cornelis de Vos, van Hulst gheborene, dese schilderie uut liefden ghemaeckt ende ghegeven, aende stadt tot een Eeuwighe memorie. De schilder De Vos nam dus zelf het iniatief om een 'cityscape' van Hulst te maken. Hij maakte het schilderij alleen en deed hiervoor geen beroep op de medewerking van zijn broer Paul die in dit genre op zijn minst even vaardig was als hijzelf. Cornelis de Vos waagde zich hierbij op een terrein van de kunsten waarin hij niet eerder actief was geweest. Zuiver artistiek gesproken is het ook wel duidelijk dat hij op dit terrein geen specialist in het vak was. Niettemin bezit het werk een grote documentaire waarde en illustreert het schilderij onmiskenbaar de 'verknochtheid' van de meester aan de stad waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Men kan zich natuurlijk afvragen of De Vos met de schenking geen andere zaken ambieerde; Hij zou bij voorbeeld gehoopt kunnen hebben voortaan ook op opdrachten uit Hulst te kunnen rekenen. Toch is deze laatste veronderstelling weinig waarschijnlijk. Hij toonde zijn geboortestad geen voorbeeld van één zijner 'specialismen' maar bedacht een compositie die de stad als zodanig eerde. In Hulst was men ook bijzonder erkentelijkheid voor de gift. Dit blijkt althans uit de stadsrekeningen van 1628/29. Eerst werd genoteerd dat een vergoeding werd betaald aan de knecht van Cornelis de Vos, schilder te Antwerpen omdat hij eene schilderie ende vuyttrecksei vande stadt van Antwerpen naar Hulst had vervoerd. De knecht begeleidde brouwer Wagenaere die eveneens met XVI schellingen groote werd vergoed: Betaelt aen brouwer Wagenaere van Antwerpen op dese stede over de vracht vande voorseyde schilderie gecommen vande selve De Vos. Vervolgens staat te lezen dat de stad Hulst X Liber groote schonk aan meester Cornelis de Vos, schiidere tot Antwerpen, t'gone hem by Edele Burgemeestere ende Schepenen gepresenteert is tot vereeringe ende recognitie jegens de schilderie aende stadt gejont, wesende het contrefaict van diere, hangende op het stadhuys. 220

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 14