Dichteressen over Hulst Tijdens de Herfstsalon, stand van zaken in de literatuur van vrouwen (5-7 november 1993 Amsterdam: De Balie/Paradiso), vroeg ik na afloop van het poëzieprogramma 'Een vrouw een vrouw een woord een woord' aan drie dichteressen een gedicht over Hulst te schrijven. Emma Crebolder uit Sint Jansteen is eerder in twee van haar bundels, Een salamander is over land vertrokken (1980) en Zwemsonetten (1986), teruggekeerd naar haar geboortestreek. Het zijn bundels waaruit een grote affiniteit met het Zeeuws-Vlaamse land spreekt. Geheel anders denkt Titi Zaadnoordijk, een Vlissingse, over haar jeugd in Zeeland. Ze heeft geen goed woord voor onze provincie over en omschrijft zichzelf als een 'Ontworsteld Zeeuws meisje'. Gerry van der Linden keert in gedachten terug naar Hulst, waar ze in 1984 tijdens de Nacht van de Poëzie optrad. Dichters uit Vlaanderen en Holland slechtten tot hun eigen verbazing met groot gemak de grote mentaliteitsmuur die tussen hen in staat. Ook werd even de tegenstelling stad-platteland opgeheven. Er waren genoeg dichters om het platteland tot stad om te toveren en andersom. Paul van der Velde HULST-ER-LOO Hoe vrij je geest ook is de wallen liggen geklonken om je heen, door de poorten tocht het waait het tot het beeld van Reinaert buiten, tot de verdediging van Steen en verder door het zand, waar het beboste schuilt op de grens naar klei. Hoe stil en riet bepluimd het wiel daar met Nobels schat ook ligt, onder de poorten zullen wij, het weidse ingedijkt, weer open gaan aan de zuil die een ruimte baart in steen, een god hoort hier de passie aan, een vos waart om de muren heen. Emma Crebolder Affiche Herfstsalon, stand van zaken in de literatuur van vrouwen. RAPIDE Zo lang geleden een tienermeisje uit hockeyen naar Hulst met de pont over ik zit in de verkeerde auto het veld ligt vol bladeren ik zie een jongen in de verte met een mes en ik breek mijn sleutelbeen - bijna - Maar ik wil helemaal niet terugdenken aan die tijden in Zeeland dat land zonder lichaam met zijn allen in de auto en thuis het avondeten Die streek zonder ziel Kwijt is mijn jeugd kwijt is die tijd Zeeland is kut ik heb mij bevrijd Titi Zaadnoordijk NACHT VAN DE POËZIE (Hulst 1984) Op uitnodiging waren de dichters bijeen. De geur van eeuwenoude oorsprong spoelde over hun verwonderde gezichten. Dichters uit de grote stad; op de rand van zee en eiland las ik mijn gedichten, stadgezichten en na afloop stond daar een grote man met bemodderde schoenen, glimlach op zijn koppige, verweerde gezicht. Hij zei: 'Toen U dat ene gedicht voorlas, was het net alsof ik op mijn fiets de dijk afging. Begrijpt U?' Gerry van der Linden 223

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 17