Pieter Nuyts (1598-1655): Een Hulsterse burgemeester uit het Verre Oosten behoefte om zich verder in de kennis der exacte wetenschappen te verdiepen, en tenslotte werd de studie van het Arabisch gezien als een opstapje naar de studie van het verwante Hebreeuws. In het besluit om een leerstoel Arabisch te stichten wordt nog een ander motief genoemd. Dienaren van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) zouden deze taal, de 'Lingua Franca' van de Orient kunnen leren. Vermoedelijk lag het in de bedoeling dat hij te zijner tijd zijn vader, die vanuit Middelburg op de Levant handelde, zou bijstaan in zijn zaken. Stellig heeft hij temidden van zijn Leidse studiemakkers de smaak voor het avontuur en de Orient te pakken gekregen. Alles wijst erop dat het de jonge Nuyts goed ging na zijn terugkeer op Zeeuwse bodem. Hij volgde zijn vader inderdaad in zaken op en trouwde kort na diens overlijden, op 26 april 1620, met Cornelia Jacot, dochter van een welgestelde immigrantenfamilie. Het jonge paar nam zijn intrek in een van de mooiste huizen van Middelburg, De Steenrotse, een prachtig voorbeeld van de Vlaamsche Renaissance architectuur. Het jonge echtpaar werd weldra gezegend met twee zonen, Laurens en Pieter. Het pril geluk leek niet op te kunnen maar voor Pieter Nuyts was de wereld van Walcheren te eng. Hij had vanuit de kringen der Zeeuwse bewindhebbers, vermoedelijk van Jacob Schotte, vernomen dat in Indië dringend behoefde bestond aan jonge mannen met een wakker verstand en een goede opleiding die hun schouders konden zetten onder het koloniaal bestuur. De Orient lonkte, een roemvolle carrière bij de Oost Indische Compagnie leek in het verschiet te liggen. Pieter Nuytsland In 1626 werd op voorspraak van de kamer Zeeland Pieter Nuyts tijdens de voorjaarsvergadering van de Heren Zeventien als 'Raad extraordinaris van Indië' aangesteld, een buitengewone eer voor iemand die nog nooit in de Oost was geweest. De bewindhebbers koesterden blijkbaar hoge verwach tingen van Schotte's protégé. Hij werd met het bevel belast over 't Gulden Seepaert, een door de kamer Zeeland uitgeruste Oostindiëvaarder. Op 22 mei 1626 vertrok het schip met 220 men sen aan boord. Nuyts werd vergezeld door zijn vijfjarig zoontje Laurens, maar hij liet de kleine Pieter en zijn vrouw die opnieuw in verwachting was achter in Middelburg. De reis naar Indië was ronduit een verschrikking. Toen uiteindelijk land in zicht kwam bleek het Terra Incognita, onbekend land, te zijn: de zuidwestkust van Australië, op dat moment nog door geen Europeaan gezien of verkend. Dit onherbergzaam uitziend gebied werd Pieter Nuytsland gedoopt als eerbetoon aan de jonge raad extraordinaris. Op 10 april 1627, elf maanden na het vertrek kwam Nuyts in Batavia aan. Pieter Nuyts arriveerde er in een periode dat de VOC op adem moest komen van de strijd om het specerijen monopolie in de Molukken - de Portugese en Engelse rivalen waren verjaagd en de Spaanse vijand op het eiland Tidore teruggedreven. Gouverneur Generaal Jan Pietersz. Coen was tijdelijk naar de Republiek teruggekeerd om zijn kolonisatie plannen voor de Heren XVII te ontvouwen en de liberalisering van de handel in de archipel te bepleiten. Hij had het roer in handen gegeven van Pieter de Carpentier, evenals Nuyts een Middelburger van Antwerpse komaf. Leek het pleit in de Molukken te zijn beslist, in het Chinese zeegebied was de positie van de Compagnie ronduit hachelijk te noemen. Van Coen's stokpaardje, het openbreken van de reusachtige Chinese handelsmarkt, was weinig terecht gekomen. De deuren van het Rijk van het Midden bleven gesloten voor de 'Hung Mau fan' of Roodharige Barbaren zoals de Chinezen de Nederlandse kooplieden laatdunkend noemden. Ambassadeur in Japan Nadat pogingen om vaste voet aan de grond in China te krijgen waren mislukt, besloot de VOC uit te wijken naar het eiland Formosa, het tegenwoordige Taiwan. Daar werd in de herfst van 1624 aan de ingang van een door zandduinen beschutte baai opnieuw een fort gebouwd dat de naam Zeelandia kreeg waarschijnlijk als erkenning van het grote aandeel dat de kamer Zeeland in de krachts inspanningen in het Verre Oosten had. Het lag in de bedoeling kasteel Zeelandia tot overslaghaven te maken voor alle scheepvaartverkeer van de VOC in het Chinese zeegebied. Hier zou het Japanse zilver worden geruild voor Chinese en Tonkinese zijde, en specerijen en andere tropische producten uit de Archipel en Siam worden verkocht voor porcelein, suiker en allerhande kramerijen uit China. Het zat de jonge koloniale vestiging op Taiwan echter niet mee. Allereerst ontbrak het aan de goede bestuurders. Bovendien dreigden de pas geopende handelskanalen tussen China en Japan weer te verzanden als gevolg van Chinese zeeroverij en de monopolie praktijken van de Chinese overheid, die van alle handel een graantje mee wilde pikken. Ook leken de Japanse kooplieden die sinds jaar en dag naar Formosa kwamen om daar met Chinese handelaars zaken te doen niet bereid het Nederlandse gezag op het eiland te erkennen. Een nieuwe bestuurder diende in Taiwan orde op zaken te gaan stellen maar goede raad was duur: niemand in Batavia wilde zich in het Chinese wespennest steken en als gouverneur naar Taiwan worden uitgestuurd. Evenmin voelde iemand zich geroepen om als gezant naar de wereldlijk heerser van Japan, de shogun Tokugawa lemitsu, te worden gestuurd teneinde daar aan het hof in Tokyo de problemen met de Japanse kooplui aan te snijden. Juist op dit moment verscheen als een deus ex machina de 29-jarige Nuyts op het toneel. De Heren XVII hadden geschreven dat, in verband met de verantwoordelijke positie, de volgende gouverneur van Taiwan tevens een raad van Indië moest zijn - noemden zij deze pas gestichte vestiging immers niet 'één van importante columnen van hare commercie in de respectieve quartieren van India'? Aller ogen richten zich nu op de pas uit de Republiek overgekomen nieuwkomer. Op de 11 e April 1627 ontscheept, werd Pieter Nuyts reeds op 30 april tot gewoon Raad van Indië benoemd - natuurlijk zonder te weten wat hem boven het hoofd hing. In de volgende vergadering herhaalde het college dat 'een circumspect, discreet ende ervaren persoon tot het beleyt ende 235

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1993 | | pagina 29