Pieter Nuyts (1598-1655): Een Hulsterse burgemeester uit het Verre Oosten
uytvoeringe van een extraordinaris
ambassade (naar Japan) diende te
werden verstuurd'. Kortom, Nuyts werd
voor hij goed en wel besefte wat er
gebeurde, tot gouverneur van Taiwan
benoemd en bovendien met de
gewichtige missie naar Tokyo belast.
De ondoordachte benoeming zou de
Raad van Indië lelijk opbreken.
Op 12 mei 1627 werd Nuyts, één
maand na zijn aankomst te Batavia
dus, alweer uitgeleide gedaan. Veel tijd
om zich op zijn dubbele missie voor te
bereiden heeft hij dus niet gehad.
Na een reis van twee maanden kwam
hij via Taiwan aan op het voor de
zuidwestkust van Japan gelegen eiland
Hirado. Opperhoofd van de
Nederlandse factorij aldaar was
Cornelis van Nijenrode, een zelfbewust
man, zeer ervaren met de Japanse
zeden en gebruiken. Nuyts en Van
Nijenrode kregen het weldra aan de
stok over de wijze waarop het gevolg
van de ambassade tijdens de hofreis
Tokyo diende te worden samengesteld.
Nuyts sloeg de wijze raad van Van
Nijenrode in de wind en nam 240 in
plaats van 24 bedienden mee naar
Tokyo.
Kort na aankomst in die stad werd
de ambassadeur geconfronteerd met
een onvoorziene ontwikkeling.
Een Japanse koopman, Hamada
Yahei, had uit Taiwan 16 inboorlingen
mee naar huis genomen. Het lag in zijn
bedoeling dat de Taiwanezen tijdens
een hofaudientie hun land aan de
shogun zouden opdragen. Op deze
wijze beoogde Hamada de
Nederlanders voor eens en altijd een
eind te maken aan de onenigheden
rond het betalen van belastingen en
ankergelden aan de Nederlanders.
Nuyts wist echter de adviseurs van de
shogun ervan te overtuigen dat de
dorpelingen slechts pionnen in het spel
van Hamada waren. Maar in zijn ijver
om zijn tegenstander schaakmat te
zetten, versprak de Nederlandse
gezant zich lelijk. Tijdens de
onderhandelingen aan hetshogunale
hof betoogde Nuyts dat zijn directe
superieuren, de Gouverneur Generaal
en de Raad van Indië, nooit Japanse
aanspraken op de souvereiniteit over
het eiland Formosa zouden erkennen.
Waarop de hofgroten hem vroegen wie
die Gouverneur-Generaal eigenlijk wel
was en of Nuyts dan niet als gezant
'koning' Maurits van Holland
vertegenwoordigde, zoals zij dachten.
Maquette van Deshima, het
kunstmatig aangelegde waaiervormige
eilandje in de baai van Nagasaki waar
de Nederlanders van 1640 tot 1860
verbleven. Foto: Vortex.
Nuyts, die zoveel onwetendheid
over het republiekeinse staatsbestel
slecht kon verdragen, ging vervolgens
omstandig uitleggen hoe de Zeven
Provinciën helemaal geen koning
bezaten, maar een republiek vormden
waarin de Prins van Oranje als
stadhouder van de (voormalige)
Spaanse koning optrad. Die
ingewikkelde staatkundige constructie
ging het begrip der Japanners verre te
boven, hoewel het hun niet ontging, dat
zij het gevolg was van een opstand
tegen het wettige gezag. En daar had
shogun lemitsu, die zeer beducht was
voor machtsusurpatie door leenheren
in eigen land, begrijpelijkerwijs zijn
bedenkingen tegen. De redenaars
kunsten van de Zeeuwse
Demosthenes waren niet aan de
Japanners besteed, sterker nog, hij
werd genegeerd en de toegang tot het
hof werd hem verder ontzegd.
De Leenheer van Hirado, anders altijd
bereid de partij der Hollanders te
kiezen, verklaarde zich niet langer
verantwoordelijk te voelen voor het
gedrag van deze 'namaak ambassa
deur', de tolken waren radeloos, Nuyts
reddeloos. Zo keerde na een verblijf
van 32 dagen in de hoofdstad de
Hollandse gezant onverrichterzake
naar Hirado terug. Ditmaal vergezeld
van één enkele dienaar. Het
gezantschap van Pieter Nuyts naar het
shogunale hof in Japan was uitgelopen
op een volslagen mislukking.
Gouverneur van Taiwan
Bij zijn terugkomst op het kasteel
Zeelandia werd de nieuwbakken
Gouverneur Nuyts geconfronteerd met
een aantal problemen die opgelost
moesten worden. Allereerst moest hij
stappen zien te ondernemen om de
Chinese handel, die inmiddels door
zeeroverij was lamgelegd, weer op
gang te brengen. En tenslotte waren er
de strubbelingen met de Japanse
kooplieden. Die problemen bleven
inderdaad niet uit. Op 29 april 1628
gingen twee Japanse jonken voor
kasteel Zeelandia voor anker. Zij
stonden onder het commando van
Hamada Yahei, de Japanse koopman
die Nuyts in Edo zo had dwarsgezeten.
Vanuit Hirado had Cornelis van
Nijenroode al per adviesjacht laten
weten dat hij het vreedzame karakter
van Hamada's handelsmissie in twijfel
trok. Het was Van Nijenrode tevens ter
ore gekomen dat de Japanse jonken
waren vol gestouwd met wapens en
soldaten. Eveneens aan boord waren
de eerder genoemde 16 Sincanders
die nu weer naar huis gebracht
werden. Gelukkig kon Van Nijenrode
de Gouverneur wel meedelen dat de
dorpelingen uiteindelijk evenmin tot
een audintie bij de shogun waren
toegelaten, hoewel zij rijkelijk beladen
met geschenken waren teruggestuurd.
Hamada werd "vrundelick
gewellekomt" maar Nuyts liet niets aan
het toeval over: de Japanse jonken
werden van zeil en roer ontbloot aan
de ketting gelegd, en de wapens aan
boord werden verzegeld. Zo konden de
Japanners voor noch achteruit - een
patstelling, die eerst werd doorbroken
toen Hamada zijn geduld verloor bij
zijn zoveelste bezoek aan Nuyts met
het verzoek om hem en zijn mannen te
laten gaan. In het hol van de leeuw
overmeesterde hij met zijn mannen de
gouverneur, zijn zoontje Laurens en de
tolk Frangois Caron en hield hen daar
in gijzeling tot zijn eisen zouden
worden ingewilligd. Uiteindelijk werden
de jonken vrijgegeven en met
medeneming van vijf gijzelaars,
236