Licht, lucht en water in het neo-impressionisme en tenslotte in het vroege modernisme. Het behoud en beheer van het vaderlandse rivierenlandschap is in onze tijd een actuele kwestie; een tentoonstelling die de waarde ervan cq. de waardering ervoor laat zien is dan ook zeer welkom. De idylle van het riviergezicht hoeft nog niet verloren te zijn. Zo'n 75 schilderijen laten de jaargetijden aan het oog voorbijtrekken. Het is een boeiende verzameling. De romantiek is bijvoorbeeld vertegenwoordigd door werken - niet alleen wintergezichten - van Andreas Schelfhout (Den Haag 1787-1870) en B.C. Koekkoek (Middelburg 1803 - Kleef 1862), de beroemdste telg uit het gelijknamige schildersgeslacht. Van zijn vader J.H. Koekkoek ("Koekkoek de Oude", Veere 1778 - Amsterdam 1851hangt er een olieverfschilderij van een stranding, De monding van de Schelde, uit 1842. Het is een typisch vroeg-19e eeuws rampenschilderij, dramatisch, romantisch en verhalend, met grote precisie weergegeven. Een schilder uit de Haagse School was J.H. Weissenbruch (Den Haag 1824-1903) - niet te verwarren met zijn iets oudere neef J. Weissenbruch - die evenals J.B. Jongkind niet alleen olieverfschilderijen maakte maar ook prachtige aquarellen. Op deze tentoonstelling is hij vertegenwoordigd met een vroeg werk, Riviergezicht met pramende boer (ca 1864-1870), waarin de gedetailleerde schilderwijze nog overheerst. Jongkind (Lattrop 1819 - La Cöte- Saint-André 1891) bracht een groot deel van zijn leven in Frankrijk door maar bleef regelmatig naar Nederland komen. Hij werd door zijn tijdgenoten als de voorloper van het impressionisme beschouwd. In Den Bosch is van hem onder meer De Merwede (1872), prachtig van atmosfeer en in losse vibrerende toetsen geschilderd, tentoongesteld. Eduard Manet (Parijs 1832-1883) noemde hem 'Père des Paysagistes". Manet, die met een Nederlandse was getrouwd, schilderde eveneens in 1872 het prachtige Vue d'Hollande. Het werk lijkt vanaf het water (mogelijk bij Amsterdam) geschilderd - wat een vaart en wat een nuancering van kleur: de wind staat gewoon in de zeilen van de bootjes die over het water lijken te scheren! Manet is niet de enige buitenlander die op de expositie is vertegenwoordigd. Er hangt werk van onder meer de Brit Clarkson Stanfield, de Duitser Gustav Schönleber, de Fransen Camille Corot, Charles Daubigny en Eugène Boudin, en van Wassily Kandinsky (Moskou 1866 - Neuilly sur Seine 1944). Deze "pionier van de abstracte kunst" experimenteerde, vóór hij in 1910 zijn boek Über das Geistige in der Kunst had voltooid en zijn eerste composities maakte, met verschillende technieken. De opvallend hoge horizon en de vlot neergezette verftoetsen van het in Den Bosch tentoongestelde werk Rotterdam (1904) laten een eigen (neo-impressionistische) stijl zien. Het modernisme Mondriaans Amstel- en Geinland schappen uit 1906/1907 vormen een overgang van het (Haagse School) impressionisme naar het neo- impressionisme van Jan Toorop. Piet Mondriaan (Amersfoort 1872 - New York 1944) kwam in 1908 voor het eerst naar Domburg waar hij een van de belangrijkste ontwikkelingen in zijn werk zou doormaken. Het symbolisme en het fauvisme waren niet aan hem voorbijgegaan, in Domburg onderging hij de invloed van Toorops luminisme en verdiepte hij zich in de theosofie. Daar werd de 'natuurlijke' kleur vervangen door de 'zuivere' kleur en werden de eerste schreden op het pad naar de abstractie gezet. Leo Gestel (Woerden 1881 - Blaricum 1941hield zich in de periode 1906/1907 eveneens bezig met de werking van het licht en de vereenvoudiging van de vorm; ook zijn Amstel-schilderijen geven een (sfeervolle) overgangsfase weer. Jan Toorop (1858-1928) is vertegenwoordigd met twee prachtige neo-impressionistische werken, De Kastanjeboom/Landschap met vaart, ca 1889 en De Schelde bij Veere uit 1907. Vooral het laatste - divisionistische in plaats van pointillistische - werk heeft indruk gemaakt op jonge kunstenaars als Mondriaan en Sluijters. Jan Sluijters (Den Bosch 1881 - Amsterdam 1957) tenslotte, werd in het begin van deze eeuw niet alleen door het neo-impressionisme maar vooral ook door het fauvisme geïnspireerd. Zijn tentoongestelde Maannacht (1912) doet denken aan sommige werken van Mondriaan, maar verschilt er vooral van in kleurgebruik en expressie. Poëzie Bij deze interessante reis door de tijd is het onduidelijk of men nu binnen het thema met een bewuste of vrij willekeurige keuze van werken te maken heeft. In de catalogus bij de tentoonstelling is een bloemlezing 'rivier'-gedichten uit min of meer dezelfde periode - van Willem Bilderdijk tot Ed. Hoornik - opgenomen die eveneens die vraag oproept. Waarom bijvoorbeeld geen werken van Gabriël en Mauve en wel drie van Roelofs? Waarom niet een keer een vrouw bij de dichters? Augusta Peaux, Jacqueline van der Waals en Ida Gerhardt, om er maar een paar te noemen, hebben prachtige 'rivier'- gedichten gemaakt. Men kan zich afvragen hoe rijk de voorraad was waaruit men putten kon. Op zich is dat niet van wezenlijk belang, de tentoonstelling wordt er niet minder boeiend door. Wèl jammer vind ik het, dat de schilderijen en gedichten niet meer op elkaar werden afgestemd. Het mooist zou ik het hebben gevonden, als elk schilderij zijn gedicht of elk gedicht zijn schilderij had gekregen. Zo'n subjectieve keuze zou de afstand die er nu ondanks alles tussen beide disciplines blijft bestaan, hebben kunnen doorbreken. Uiteindelijk heeft men toch weer te maken met een tentoonstelling plus catalogus met begeleidende artikelen (waaronder naast de bloemlezing poëzie - 26 gedichten - informatieve artikelen over de stilistische, iconografische en cultuurhistorische ontwikkeling van het riviergezicht). Beide op zich zijn indrukwekkend, maar graag had ik een beetje van het nu geboden overzicht prijs gegeven voor iets meer onderlinge betrokkenheid tussen de letteren en de kunst, iets meer verwevenheid. Licht, lucht en water. De verloren idylle van het riviergezicht, John Sillevis e.a. Uitgevers Waanders Zwolle 1993, prijs f49,50 (museum- uitgave), f 75,- (gebonden). 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 24