Grepen uit de geschiedenis van de kunst in Zeeland (V) Balthasar van der Ast, Losse bloemen met een schelp een klein gedierte op een tafel, paneel 20 x 33,5 cm, gemerkt B. van der Ast; onbekend waar. invloed ondergaan, onder andere ook in de kleur van zijn achtergronden, die aanvankelijk groenig grijs was, later grijs-bruin werd. Bij Van der Ast is het klein gedierte minder statisch dan bij Bosschaert de Oude. Ook in dit opzicht blijkt hij 'moderner', minder miniaturistisch dan zijn zwager. Van der Ast geeft niet alleen rustende, maar ook aanfladderende vlinders, vliegende hommels, bijen of wespen; korenbouten en libellen die aansnorren of neerzitten, het achterlijf bizar gekromd in gestuite beweging; hagedissen schuifelen tussen vruchten en schelpen of klimmen tegen een vensteromlijsting, een spin krieuwelt op hoge poten over bloemen of laat zich aan een spindraad zakken; een sprinkhaan zit gereed tot een sprong op een tafelrand die een kronkelend rupsje juist bereikt heeft; een papegaai doet zich tegoed aan een vrucht; een aap grijnst bij een uitgestald stilleven (afb. 2). Nog in een ander opzicht vertoont Van der Ast stilleven, dat van Bosschaert is uitgegaan; een ontwikkeling die zich van de leermeester verwijdert Een bloem glas van 1622 (2) en een Bloemvaas uit ca. 1623 (3) zijn in symmetrische bouw, frontale schikking en preciserende tekenachtige wijze van werken met dunne transparante verven nog geheel Bosschaertiek. Een Bloemfles in de voormalige collectie H. Wetzlar daarentegen, ongedateerd (4), maar kennelijk later, is losser en vrijer geschikt, leniger en gedurfder geschilderd; de verf heeft hier en daar iets ruls, zo in de prachtig blanke dubbele narcis in top, die even aan Fantin Latour doet denken. Opvallend is in dit bloemstuk een helder, transparant 'Utrechts' blauw. Datzelfde koel-heldere blauw komt voor in Balthasars prachtige schilderij Bloemen in een porceleinen vaas (afb. 3), dat in voorjaar en zomer van 1992 in de tentoonstelling 'Boeketten uit de Gouden Eeuw/Mauritshuis in Bloei' tot de topstukken behoorde. In zijn vrije, open en losse schikking, met het van links invallend licht herkennen we een voortgaande ontwikkeling die zich van de Bosschaert-traditie verwijdert. Meer dan Bosschaert gaat Van der Ast streven naar ruimtelijke illusie (afb. 3). De tijdstijl volgend gaat zijn werk enigszins in de richting van het tonalisme, en "met de toon komt de ruimte en de behaaglijkheid" (prof. Horst Gerson). Soms zijn alleen nog maar de bladeren gedempt - bruinig van kleur, terwijl de bloemen (te meer) schitteren met hun volle kleurenpracht, zoals bijvoorbeeld bij Boeket in een Wan-li vaas, gezien in de voormalige collectie Thurkow, Den Flaag (5). Bij een groot bloemstuk, Boeket op een tafel (6) staat de tafel in een hoek van het vertrek - op een bovenverdieping waar een hoog raam ter linkerzijde uitzicht geeft op een huis aan de overkant van de straat of gracht. Ik verbeeld me altijd dat de schilder ons hier een kijkje gunt in een hoekje van zijn atelier. Bij de toename der driedimensionaliteit van Balthasars geschilderde boeketten komen in de ronding van de ruiker ter weerszijden bloemen en bladeren in een schaduwpartij waardoor hun heldere kleurigheid sterk wordt afgedempt, zulks in tegenstelling tot Bosschaerts manier. Het grote Bloemstuk (129 x 101,5 cm, in 1992 in de Kunsthandel; zie afb. 4) is daar een goed voorbeeld van. Voor de boeket liggen op het plint grote uitheemse schelpen, bij de toenmalige 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 5