De haven van Gent in de middeleeuwen
werkelijk bestaan heeft willen we nu
benaderen door onderzoek van de
bodemgesteldheid, oude kronieken, en
oude landkaarten.
I BODEMGESTELDHEID
Of een eigen waterweg van Gent naar
de Westerschelde überhaupt mogelijk
was kan alleen door geologisch
onderzoek vastgesteld worden. Een
nadere blik op het onderliggende
landschap is dus gewenst.
De onderliggende bodemstructuur van
Vlaanderen vertoont op de grens van
het hoger gelegen pleistoceen zand en
de lager gelegen aanslibbingen uit
Maas en Schelde, twee diepe
insnijdingen, één ter plaatse van het
gebied van het latere Zwin, en één in
het gebied van de latere Braakman.
Dat zich juist op die twee plaatsen
tijdens transgressies in later tijden
overstromingen voordeden lijkt
begrijpelijk. Zo zou de Sincfal (het
latere Zwin) tijdens de Duinkerke II
transgressie ontstaan zijn. (Afb.1)
Bodemonderzoek leert dat uit de
periode van de Duinkerke II
transgressie (tussen 250 en 600 n Chr)
afzettingen te vinden zijn in het
Braakmangebied.4 Het gebied moet
dus in die periode overstroomd zijn
geweest, m.a.w. het was in elk geval
een laag liggend gebied. Uit latere
periode vinden we ter plaatse van de
Braakman een diep uitgesleten gat
opgevuld met Duinkerke III afzettingen
(rond 1000).5 Ook hier dus tekenen van
een laagliggend, en in die periode
overstroomd gebied. Op een doorsnee
van oost naar west tussen Waterland
Oudeman en Boekhoute zien we vele
opgevulde geulen, de grootste nabij
Boekhoute.
Vroegere Scheldeloop
In de vroeger nog niet ingedijke delta
van Rijn-, Maas-, en Schelde-mond
zullen door de werking van het tij en de
wind onophoudelijk veranderingen zijn
opgetreden van de plaats van stroom-
geulen, zandbanken en eilanden.
Het mondingsgebied van de Schelde
heeft er volgens deskundigen, rond
1200 vermoedelijk als volgt uitgezien:6
(Afb.2)
In de Romeinse tijd was Walcheren
waarschijnlijk nog met het vaste land
van Zeeuws-Vlaanderen verbonden.
De Schelde stroomde destijds langs
Bergen op Zoom en mondde via de
Oosterschelde uit in zee, bij de huidige
Roompot (wellicht een verbastering
van "Portus Romanus"). Op een
zeventiende eeuwse kaart van Zeeland
door N. Visser lezen we als aantekening
bij de Roompot: "een voornaem
Casteel bij the Rhomeynen gebouwd
pleegh alhier te leggen". Via de tussen
Tholen en Brabant stromende Striene
was de Schelde met de Rijn-monding
verbonden. Een oude Schelde-arm liep
door Zuid-Beveland en door het
Veerse Gat westelijk van Noord-
Beveland naar de Roompot.7
De Westerschelde zou in later tijd
ontstaan zijn na doorbraak van de zee
door de aanwezige kustwal. Walcheren
werd van Zeeuws-Vlaanderen
gescheiden en het laag gelegen
Zeeuws-Vlaamse gebied was nu
minder beschermd vooroverstromingen
bij watervloeden. Rond 700 meldt de
St. Baafsabdij te Gent: "ten noorden
van Gent waren moerassen tot de
kust".8 Dat het gebied van de
Braakman erg laag lag blijkt wel uit de
veelvuldige en uitgebreide overstro
mingen van juist dit gebied tijdens de
opeenvolgende watervloeden.
Geleidelijk breidde de Westerschelde
zijn invloed westwaarts uit. Pas in 838
echter ontstond na een verwoestende
watervloed een verbinding tussen de
Westerschelde en de Honte in de
Oosten, waardoor een directe
verbinding vanuit Antwerpen over
Honte en Westerschelde met zee
mogelijk werd.9
De monding van de Westerschelde
was aanvankelijk nog vrij nauw, en
werd grotendeels opgevuld door de
eilanden Schoneveld, Koezand en
Wulpen.
Aan zijn zuidoever vertoonde de
Westerschelde vier inbraakgeulen: het
Zwin in het uiterste Westen, een inham
bij Biervliet, het Zoutvliet en de Blijde
bij Axel en een havengeul bij Hulst.
Omdat de Westerschelde veel
ondiepten had en een grillig verloop,
gaf de scheepvaart uit Antwerpen nog
lange tijd de voorkeur aan de
Oosterschelde, die tot zijn monding in
Het geologisch landschap van Noord-Vlaanderen. Nabij Brugge en Gent zakt
het pleistocene hogere gebied 20 meter diep weg. Dit gebied is geleidelijk met
afzettingen uit Maas en Schelde opgevuld.
9