:rpm Industrialisatie van de Kanaalzone in de jaren zestig De nieuwe brug bij Sluiskil. Foto: Rico Haak. Deze weg is na 1970 aangelegd en voldeed, anders dan de weg aan de westzijde, wel aan de eisen die aan een verbindingsweg tussen Terneuzen en Gent gesteld dienen te worden. Het wegennet in Zeeuwsch- Vlaanderen zorgde vooreen goede ontsluiting van de kanaalzone met de rest van Zeeuwsch-Vlaanderen en met België. De verbinding met overig Nederland was zeer slecht. De enige vaste verbinding liep via Antwerpen. De WOV vanaf 1955 De verbinding was aanzienlijk korter als van één van de drie veerponten over de Westerschelde gebruik werd gemaakt, maar daar waren ook een aantal nadelen aan verbonden, 's Nachts, bij mist of bij een defect aan de boten werd niet gevaren. Daarnaast nam een overtocht veel tijd in beslag en moest een veertarief worden betaald. In 1955 verscheen een rapport van de Stichting voor economisch onderzoek der universiteit van Amsterdam over het verkeer van Midden en Oost Zeeuwsch-Vlaanderen met overig Nederland. De conclusie van het rapport was dat er een vaste oeververbinding over of onder de Westerschelde (WOV) moest komen. De WOV zou de nadelen van de veren wegnemen, en de kanaalzone gemakkelijk bereikbaar maken voor alle grote groeipolen van West-Europa. [Rapport over de vraagstukken van het verkeer van Midden en Oost Zeeuwsch-Vlaanderen met overig Nederland Stichting voor economisch onderzoek der universiteit van Amsterdam (Amsterdam 1955) 19-23.) Nadat het rapport was uitgebracht begonnen de gemeente Terneuzen en Provinciale Staten van Zeeland met een jarenlange lobby voor de bouw van de WOV. Dit had geen succes, leder kabinet kwam met het argument dat andere meer belangrijke openbare werken uitgevoerd moesten worden. In 1983 nam minister Smit-Kroes van Verkeer en Waterstaat uiteindelijk de beslissing dat de WOV er definitief niet kwam. Subsidies aan industrieën en verbeteringen aan de water-, spoor- en autowegen maakten de kanaalzone aantrekkelijker als industriële vestigingsplaats. Om daadwerkelijk nieuwe bedrijven aan te trekken, moest ook voldoende industrieterrein beschikbaar zijn. De centrale overheid leverde daartoe een bijdrage tot tachtig procent aan de financiering van de aanleg en accommodatie van industrie terreinen in de ontwikkelingskern Terneuzen. Daarnaast bevorderde ze een snelle bezetting van de terreinen 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 11