Grepen uit de geschiedenis van de schilderkunst
in Zeeland (VI)
Zeventiende eeuw
Bosschaerts zonen
Johannes Bosschaert,
een wonderkind
L. J. Bol
In een artikel over Bosschaerts zonen
(Oud-Holland 1956, p. 132) kwam ik -
uitgaande van een verkeerd axioma -
tot de gevolgtrekking dat Johannes
Bosschaert geboren zou zijn in 1610 of
1611. Gezien het feit dat er stillevens
gedateerd 1625 en 1626 van hem
bekend zijn noemde ik hem daar "een
wonderkind". Later bleek dat dit
uitgangspunt verkeerd was en dat het
geboortejaar op circa 1606 a 1608 is te
stellen (zie het artikel over hem in de
catalogus "De zichtbare Wereld",
jubileumexpositie in Dordrechts
Museum 1992).
"Mijn vader heeft drie zonen
gehad", schrijft Maria Sweerts geboren
Bosschaert, "dat fraeye schilders syn
geweest van blommen en fruyten die
genaamt syn geweest den eenen
Ambrosius, den 2e Johannes, den 3e
Abraham Bosschaert...." De volgorde
waarin ze haar broers opgeeft is
kennelijk naar anciënniteit. Dat de
oudste gelijknamig is met vader en
grootvader beantwoordt aan een
aloude traditie. In de Doopboeken van
Arnemuiden (bij Middelburg) vinden we
dat hij daar op 1 maart 1609 is
gedoopt. Abraham ("den 3e") verklaart
31 mei 1639 "oud omtrent 26 jaren te
zijn" (Prot. Notaris J. Warnaersz te
Amsterdam). Hij is dus in 1612 a 1613
geboren en wel in Middelburg.
Johannes, de tweede zoon zag dus het
levenslicht in 1610 of 1611
Johannes Bosschaert, Bloemen in een bekerglas, paneel 43 x 29 cm, gemerkt
en gedateerd IB 1626; Centraal Museum, Utrecht.
Bij de dood van de vader (1621waren
zijn jongens, de drie toekomstige
schilders respectievelijk ongeveer 12
jaar, 10 en 8 jaar oud. Hun vroegste
indrukken en ervaringen op het terrein
der schilderkunst kregen zij in hun
vaders atelier, juist in zijn meest
vruchtbare, Bredase periode.
Misschien hebben de beide oudsten
daar al hun eerste stappen gezet in het
spoor van hun vader. De schreden van
de middelste zoon zijn wel niet zo
onvast geweest als men van een tien-
of elfjarige leerling zou verwachten.
Johannes Bosschaert, nourri dans
l'atelier, bleek een wonderkind. Er zijn
al goede bloemstukken van hem uit
1625 en 1626. In zijn bloem- en
fruitstukken zien we duidelijk invloeden
van zijn vader en van zijn oom
Balthasar van der Ast. Studies en
voortekeningen van Ambrosius de
Oude zal zijn weduwe hebben
bewaard, mogelijk had zij ook nog
enkele schilderijen van haar man. Jong
geraakte zo de artistiek vroegrijpe
62